Het bewijs in strafzaken
4 JULI 2016
Dit verslagboek van de XLIste postuniversitaire cyclus Willy Delva besteedt aandacht aan procesefficiëntie in zijn verschillende aspecten en dit zowel in het civiele, penale als het publiek procesrecht.
Het boek bevat onder meer een bijdrage van Joachim Meese over het bewijs in strafzaken. Daarin bespreekt hij de bewijslast en de bewijsmiddelen, het onrechtmatig verkregen bewijs, de bewijswaardering en de bewijsstandaard. Vooral aan het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs wordt veel aandacht besteed. Op grond van een omwenteling in de rechtspraak in 2003 (die nu in hoofdlijnen terug te vinden is in art. 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering) is het thans algemene regel dat onrechtmatig verkregen bewijs mag worden gebruikt in strafzaken, tenzij in drie gevallen: wanneer het miskende voorschrift op straffe van nietigheid is voorgeschreven, wanneer de onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast, of wanneer het gebruik van het onrechtmatig verkregen bewijs het eerlijk karakter van het proces zou aantasten. Joachim Meese komt na een grondige analyse van de rechtspraak in dit verband tot het besluit dat het huidige nietigheidsstelsel voor ernstige kritiek vatbaar is omdat het aanleiding kan geven tot willekeur.