Afkopen kan, maar vereist daadwerkelijke rechterlijke controle
2 SEPTEMBER 2016
In aflevering 4 van jaargang 2016 van het tijdschrift Nullum Crimen verscheen een noot van Joachim Meese onder het arrest van 2 juni 2016 van het Grondwettelijk Hof (nr. 83/2016), waarin beslist werd dat de minnelijke schikking ongrondwettig is “in zoverre het het openbaar ministerie machtigt om via een minnelijke schikking in strafzaken een einde te maken aan de strafvordering nadat de strafvordering is ingesteld, zonder dat een daadwerkelijke rechterlijke controle bestaat”.
Deze ongrondwettigheid werd uiteindelijk opgelost door de wet van 18 maart 2018 houdende wijzigingen van diverse bepalingen van het strafrecht, de strafvordering en het gerechtelijk recht (BS 2 mei 2018). In de nieuwe procedure is nu wel een toetsing van de proportionaliteit van de minnelijke schikking door de rechter voorzien. De rechter moet namelijk nagaan of de door het openbaar ministerie voorgestelde minnelijke schikking in verhouding staat tot de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van de verdachte, en deze laatste de minnelijke schikking uit vrije wil en weloverwogen heeft aanvaard.