Criminis. Uw licht in het strafrecht. overzicht trefwoorden {{meta:eg-samenvatting}}

Criminis. Uw licht in het strafrecht. overzicht trefwoorden {{meta:eg-samenvatting}}

Minnelijke schikking

Wat is een minnelijke schikking?

Een minnelijke schikking houdt in dat het openbaar ministerie aan de verdachte voorstelt om een geldsom te betalen waarmee de strafvordering komt te vervallen. Daarmee kan ook de vraag gepaard gaan om afstand te doen van in beslag genomen goederen of om bepaalde geldsommen of voorwerpen die in aanmerking komen voor verbeurdverklaring, af te geven. De wettigheid en de proportionaliteit van de schikking moet thans wel worden gecontroleerd door een rechter.

Soms wordt ook gesproken over een VSBG (verval van de strafvordering tegen de betaling van een geldsom).

Een minnelijke schikking kan worden afgesloten tijdens het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek en zelfs tijdens de procedure ten gronde, zolang nog geen eindvonnis is tussengekomen.

De wettelijke voorwaarden waarbinnen een minnelijke schikking kan worden afgesloten, zijn bepaald in art. 216bis van het Wetboek van Strafvordering.

Het initiatief om onderhandelingsgesprekken te starten met het openbaar ministerie, kan uiteraard ook uitgaan van de verdachte zelf.

Een minnelijke schikking is geen schuldigverklaring of bekentenis, maar houdt wel de erkenning van de burgerlijke aansprakelijkheid voor het schadeverwekkende feit indien het slachtoffer nog niet geheel vergoed zou zijn. In beginsel moet het slachtoffer echter al vergoed zijn alvorens men kan schikken. Gaat het om feiten van bijv. fiscale fraude, dan zal de verdachte ook met de fiscus een regeling moeten uitwerken alvorens de deal met het openbaar ministerie doorgang kan vinden.

Vertalingen

Frans Règlement à l’amiable

Engels Friendly settlement

Verwante berichten en publicaties

  • Minnelijke schikking en vermoeden van onschuld
    28 september 2019
    Criminis - Snelnieuws
    In een arrest van 5 september 2019 deed het Hof van Justitie een interessante uitspraak over het vermoeden van onschuld. Met name werd beslist dat artikel 4, 1e lid van de richtlijn 2016/343 “zich niet ertegen verzet dat een schikking waarin de verdachte in ruil voor strafvermindering zijn schuld erkent, die door een nationale rechter moet worden goedgekeurd, uitdrukkelijk als mededaders van het betrokken strafbare feit niet alleen die verdachte vermeldt, maar ook andere verdachten die hun schuld niet hebben erkend en worden vervolgd in het kader van een afzonderlijke strafprocedure, op voorwaarde dat ten eerste die vermelding noodzakelijk is voor de kwalificatie van de juridische aansprakelijkheid van de persoon die deze schikking heeft gesloten en ten tweede diezelfde schikking duidelijk aangeeft dat deze andere verdachten worden vervolgd in het kader van een afzonderlijke strafprocedure en hun schuld niet in rechte is komen vast te staan.”
    HvJ 5 september 2019, C-377/18

    Lees meer

  • Afkopen kan, maar vereist daadwerkelijke rechterlijke controle
    2 september 2016
    Publicaties
    In aflevering 4 van jaargang 2016 van het tijdschrift Nullum Crimen verscheen een noot van Joachim Meese onder het arrest van 2 juni 2016 van het Grondwettelijk Hof (nr. 83/2016), waarin beslist werd dat de minnelijke schikking ongrondwettig is “in zoverre het het openbaar ministerie machtigt om via een minnelijke schikking in strafzaken een einde te maken aan de strafvordering nadat de strafvordering is ingesteld, zonder dat een daadwerkelijke rechterlijke controle bestaat”.
    J. Meese, “Afkopen kan, maar vereist daadwerkelijke rechterlijke controle”, noot onder GwH 2 juni 2016, NC 2016, 350-353.

    Lees meer

  • Strafrecht in de onderneming
    29 april 2016
    Publicaties
    Dit boek benadert het straf- en het strafprocesrecht praktisch vanuit het standpunt van de ondernemer. Voor veel ondernemers is het strafrecht als ondernemersrisico nog steeds een grote onbekende. Nochtans wijst de actualiteit erop dat de strafrechtelijke risico’s voor de ondernemer niet verwaarloosbaar zijn.
    J. Meese, "De krachtlijnen van het opsporings- en gerechtelijk onderzoek", in P. Waeterinckx e.a. (eds.), Strafrecht in de onderneming, Antwerpen, Intersentia, 2016, 3-42 (872 p.)

    Lees meer

Wetteksten

Artikel 216bis Wetboek van Strafvordering

§1. De procureur des Konings kan, voor zover het feit niet van die aard schijnt te zijn dat het gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan twee jaar correctionele gevangenisstraf of een zwaardere straf, desgevallend met inbegrip van de verbeurdverklaring, en dat het geen zware aantasting inhoudt van de lichamelijke integriteit, de dader verzoeken een bepaalde geldsom te storten aan de Federale Overheidsdienst Financiën.

De procureur des Konings bepaalt op welke wijze en binnen welke termijn de betaling geschiedt en de precieze feiten omschreven in tijd en ruimte waarvoor hij de betaling voorstelt. Die termijn is ten minste vijftien dagen en ten hoogste drie maanden. De procureur des Konings kan deze termijn verlengen wanneer bijzondere omstandigheden het wettigen of verkorten indien de verdachte hiermee instemt.

De procureur des Konings stelt, indien hij van oordeel is dat toepassing kan gemaakt worden van deze paragraaf, de verdachte, het slachtoffer en hun advocaten in kennis dat zij inzage in het strafdossier krijgen voor zover zij dat nog niet hadden.

De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf het voorstel van de procureur des Konings of vanaf de vraag van een van de partijen. De schorsing loopt hetzij tot de beslissing van niet-bekrachtiging van het akkoord, hetzij tot de beslissing van de procureur des Konings om geen toepassing te maken van deze bepaling, hetzij tot de vaststelling dat de minnelijke schikking niet of niet tijdig is uitgevoerd.

De in het eerste lid bedoelde geldsom mag niet meer bedragen dan het maximum van de in de wet bepaalde geldboete, verhoogd met de opdeciemen en dient in verhouding te staan tot de zwaarte van het misdrijf. Voor de inbreuken bedoeld in het Sociaal Strafwetboek mag de geldsom bepaald in het eerste lid niet lager zijn dat 40 % van de minimabedragen van de administratieve geldboete, in voorkomend geval vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat werknemers, zelfstandigen, stagiairs of kinderen.

Wanneer het misdrijf kosten van analyse of van deskundig onderzoek heeft veroorzaakt, kan de bepaalde som worden verhoogd met het bedrag van die kosten of met een gedeelte ervan; het gedeelte van de som dat gestort is om die kosten te dekken, wordt toegewezen aan de instelling waaraan of aan de persoon aan wie ze verschuldigd zijn. Ook andere gerechtskosten kunnen worden toegevoegd aan de in het eerste lid bedoelde geldsom. Indien nodig zullen die kosten in de tekst van de minnelijke schikking apart worden vermeld.

De procureur des Konings verzoekt de verdachte van het misdrijf dat aanleiding geeft of kan geven tot verbeurdverklaring, binnen een door hem bepaalde termijn afstand te doen van de in beslag genomen goederen of vermogensvoordelen, of indien de goederen of vermogensvoordelen niet in beslag genomen zijn, deze af te geven op de door hem bepaalde plaats.

Betaling, afstand en afgifte doen de strafvordering vervallen, mits zij binnen de bepaalde termijn plaatshebben.

De aangestelden van de Federale Overheidsdienst Financiën geven de procureur des Konings kennis van de verrichte storting.

§ 2. Het recht, in paragraaf 1 aan de procureur des Konings toegekend, kan ook worden uitgeoefend wanneer de onderzoeksrechter reeds met een onderzoek is gelast of wanneer de zaak reeds bij de rechtbank of het hof aanhangig is gemaakt, voor zover er nog geen eindvonnis of eindarrest is gewezen in strafzaken.

In voorkomend geval laat de procureur des Konings zich het strafdossier in mededeling geworden door de onderzoeksrechter, die een advies kan geven over de stand van het onderzoek.

De procureur des Konings stelt, indien hij van oordeel is dat toepassing kan gemaakt worden van deze paragraaf, de verdachte, het slachtoffer en hun advocaten in kennis dat zij inzage in het strafdossier krijgen voor zover zij dat nog niet hadden.

De procureur des Konings bepaalt dag, uur en plaats van de oproeping van de verdachte, de inverdenkinggestelde of de beklaagde en het slachtoffer en hun advocaten, hij licht zijn voornemen toe en bepaalt op welke feiten omschreven in tijd en ruimte de betaling van de geldsom betrekking zal hebben. In het geval voorzien in paragraaf 6, tweede lid, stelt de procureur des Konings eveneens de fiscale of sociale administratie in kennis van de feiten omschreven in tijd en ruimte, die de fiscale of sociale misdrijven betreffen, waarop de betaling van de geldsom betrekking zal hebben.

Hij bepaalt het bedrag van de geldsom, de kosten en de goederen of vermogensvoordelen waarvan afstand of afgifte dient gedaan te worden, overeenkomstig de in paragraaf 1 bepaalde wijze.

Hij bepaalt de termijn binnen dewelke de verdachte, de inverdenking gestelde of de beklaagde en het slachtoffer tot een akkoord kunnen komen in verband met de omvang van de schade en de regeling van de schadevergoeding.
Indien bovenvermelde partijen tot een akkoord zijn gekomen, melden zij dat aan de procureur des Konings die het akkoord akteert in een proces-verbaal.

Op een met redenen omklede vordering van de procureur des Konings en na te hebben nagegaan of voldaan is aan de wettelijke toepassingsvoorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, of het slachtoffer en de fiscale of sociale administratie werden vergoed overeenkomstig paragrafen 4 en 6, tweede lid, of de verdachte de voorgestelde minnelijke schikking uit vrije wil en weloverwogen heeft aanvaard en of de door de procureur des Konings voorgestelde minnelijke schikking proportioneel is met de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van de verdachte, oordeelt de bevoegde rechter over de wettigheid van de voorgestelde minnelijke schikking en bekrachtigt hij deze. Tijdens het gerechtelijk onderzoek en bij de regeling van de rechtspleging beoordeelt het onderzoeksgerecht de proportionaliteit van de voorgestelde minnelijke schikking binnen de beoordeling van de bezwaren. Indien het akkoord niet wordt bekrachtigd, wordt het dossier ter beschikking gesteld van de procureur des Konings. In dat geval kan de rechter, waaraan het akkoord ter bekrachtiging is voorgelegd, het onderzoek van de grond van de zaak niet verderzetten. Eveneens kunnen de documenten die werden opgemaakt en de mondelinge mededelingen die werden gedaan tijdens het overleg niet ten laste van de verdachte worden aangewend in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve, arbitrale, tuchtrechtelijke of enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn ze niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke erkentenis.

De documenten die de partijen in het kader van de onderhandelingen hebben meegedeeld, worden hen teruggegeven en het dossier van de onderhandelingen wordt uit het strafdossier verwijderd. Het dossier van de onderhandelingen bevat geen originele stukken die als bewijs van het misdrijf kunnen worden gebruikt.

Elk gebruik van de tijdens de onderhandelingen opgemaakte documenten of mondelinge mededelingen, dat tot doel en tot gevolg heeft inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of, morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon wordt gestraft met de straffen voorzien in artikel 460ter van het Strafwetboek.

In overeenstemming met paragraaf 1 vervalt de strafvordering tegen de dader die de door de procureur des Konings voorgestelde minnelijke schikking, nadat deze door de bevoegde rechter werd bekrachtigd, heeft aanvaard en nageleefd. De minnelijke schikking doet evenwel geen afbreuk aan de strafvordering tegen de overige daders, mededaders of medeplichtigen, noch aan de vorderingen van de slachtoffers tegen hen. De wegens hetzelfde misdrijf veroordeelde personen zijn hoofdelijk gehouden tot teruggave en schadevergoeding en, onverminderd artikel 50, derde lid, van het Strafwetboek, tot betaling van de gerechtskosten, ook al heeft de dader die een minnelijke schikking, nadat deze door de bevoegde rechter werd bekrachtigd, heeft aanvaard, hieraan reeds voldaan.

Wanneer een minnelijke schikking is uitgevoerd in een zaak die aanhangig werd gemaakt en over de strafvordering nog geen eindvonnis of eindarrest is gewezen in strafzaken, geeft al naar het geval de procureur des Konings of de procureur-generaal bij het hof van beroep of het arbeidshof daarvan zonder verwijl officieel bericht aan de gevatte politierechtbank, correctionele rechtbank of hof van beroep.

Indien de geldsom bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, niet of slechts gedeeltelijk wordt betaald, kan de rechter die gevat wordt om uitspraak te doen over de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, waarop het akkoord betrekking had, bij de straftoemeting rekening houden met het reeds betaalde gedeelte.

§ 3. Het bij de eerste en tweede paragraaf bepaalde recht behoort ook, ten aanzien van dezelfde feiten, aan de arbeidsauditeur, de federale procureur en de procureur-generaal in hoger beroep en, ten aanzien van de personen bedoeld in de artikelen 479 en 483 van het Wetboek van strafvordering, aan de procureur-generaal bij het hof van beroep.

§ 4. De eventueel aan een ander veroorzaakte schade dient geheel vergoed te zijn vooraleer de schikking kan worden voorgesteld. De schikking kan evenwel ook worden voorgesteld op voorwaarde dat de dader in een geschrift zijn burgerlijke aansprakelijkheid voor het schadeverwekkende feit heeft erkend en hij het bewijs heeft geleverd van de vergoeding van het niet-betwiste gedeelte van de schade en de regeling ervan. In ieder geval kan het slachtoffer zijn rechten doen gelden voor de bevoegde burgerlijke rechtbank. In dat geval geldt de betaling van de geldsom door de dader als een onweerlegbaar vermoeden van fout.

§ 5. De verzoeken bedoeld in dit artikel worden gedaan bij gewone brief.

§ 6. De hierboven beschreven minnelijke schikking is niet toepasselijk op de misdrijven waaromtrent kan worden getransigeerd overeenkomstig artikel 263 van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen.

Voor de fiscale of sociale misdrijven waarmee belastingen of sociale bijdragen konden worden omzeild, is de minnelijke schikking pas mogelijk nadat de dader van het misdrijf de door hem verschuldigde belastingen of sociale bijdragen, inclusief de intresten, heeft betaald, en de fiscale of de sociale administratie daarmee heeft ingestemd.

Deel deze pagina