Mini-instructie
Wat is een mini-instructie?
De mini-instructie maakt het toestaan en uitvoeren van dwangmaatregelen door de onderzoeksrechter mogelijk binnen het opsporingsonderzoek.
Niet alle dwangmaatregelen komen hiervoor in aanmerking. Met name de volgende onderzoekshandelingen kunnen alleen maar uitgevoerd worden in een volwaardig gerechtelijk onderzoek:
- een huiszoeking, wanneer er geen sprake is van toestemming van de bewoner of van betrapping op heterdaad
- een inkijkoperatie in een woning
- een observatie om zicht te verwerven in een woning
- een bevel tot aanhouding
- de ondervraging van een getuige onder volledige anonimiteit
- de telefoontap, het direct afluisteren en het hacken van computersystemen
Wanneer aan de onderzoeksrechter gevraagd wordt een onderzoekshandeling uit te voeren, kan hij steeds beslissen de zaak aan zich te trekken (het zgn. evocatierecht). In dat geval wordt het opsporingsonderzoek omgezet in een gerechtelijk onderzoek. Tegen die beslissing staat geen hoger beroep open voor het openbaar ministerie.
De mini-instructie is geregeld in artikel 28septies van het Wetboek van Strafvordering. Deze bepalingen zijn ondergebracht onder het hoofdstuk “toezeggingen in het kader van de strafvordering, de strafuitvoering of de hechtenis wegens het afleggen van een verklaring”.
Vertalingen
Mini-instruction
Mini-judicial inquiry
Zie ook:
Vooronderzoek, Huiszoeking, Observatie, Inkijkoperatie, Aanhouding, Afluisteren en hacken, Anonieme getuige
Verwante berichten en publicaties
- 29 april 2016PublicatiesDit boek benadert het straf- en het strafprocesrecht praktisch vanuit het standpunt van de ondernemer. Voor veel ondernemers is het strafrecht als ondernemersrisico nog steeds een grote onbekende. Nochtans wijst de actualiteit erop dat de strafrechtelijke risico’s voor de ondernemer niet verwaarloosbaar zijn.J. Meese, "De krachtlijnen van het opsporings- en gerechtelijk onderzoek", in P. Waeterinckx e.a. (eds.), Strafrecht in de onderneming, Antwerpen, Intersentia, 2016, 3-42 (872 p.)
Wetteksten
Artikel 28septies Wetboek van Strafvordering
De procureur des Konings kan de onderzoeksrechter vorderen een onderzoekshandeling te verrichten waarvoor alleen de onderzoeksrechter bevoegd is, met uitzondering van het bevel tot aanhouding bedoeld in artikel 16 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, de volledig anonieme getuigenis zoals bedoeld in artikel 86bis, de bewakingsmaatregel bedoeld in artikel 90ter, de onderzoekshandelingen als bedoeld in de artikelen 56bis, tweede lid, en 89ter en de huiszoeking, zonder dat een gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld. Na de uitvoering van de door de onderzoeksrechter verrichte onderzoekshandeling beslist deze of hij het dossier terugzendt aan de procureur des Konings die instaat voor de voortzetting van het opsporingsonderzoek, dan wel of hij het gehele onderzoek zelf voortzet, in welk geval er verder wordt gehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van dit Boek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
In geval van een nieuwe vordering op grond van het eerste lid in hetzelfde dossier, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij dezelfde onderzoeksrechter indien die nog in functie is.