Huiszoeking
Wat is een huiszoeking?
De huiszoeking is een onderzoekshandeling die ertoe strekt om gegevens met betrekking tot misdrijven op te sporen en te verzamelen in privéplaatsen, dus plaatsen die door het recht op de eerbiediging van het privéleven zijn beschermd. Het is een heel frequent toegepaste speurmethode.
Een huiszoeking is een reactieve maatregel. Daarmee wordt bedoeld dat een huiszoeking enkel kan worden gebruikt om bewijzen te vergaren van misdrijven die reeds zijn gepleegd en dus niet om misdrijven vast te stellen waarvan men vermoedt dat die worden gepleegd.
De mogelijkheid om een huiszoeking uit te voeren is (uiteraard) niet beperkt tot privéplaatsen waar de verdachte zelf woonachtig is. Een huiszoeking is namelijk mogelijk op elke privéplaats waarvan aangenomen mag worden dat er bewijzen kunnen verzameld worden met betrekking tot de misdrijven die worden onderzocht. Vereist is wel dat er aanwijzingen in die zin voorhanden zijn alvorens men de huiszoeking start. Een huiszoeking bij een derde is dus perfect mogelijk, bijv. als er aanwijzingen zijn dat de verdachte in die woning bewijsmateriaal bewaart.
In principe kan een huiszoeking slechts plaatsvinden op bevel van een onderzoeksrechter in het kader van een volwaardig gerechtelijk onderzoek. Toch kan een huiszoeking ook plaatsvinden in het kader van een opsporingsonderzoek, ofwel met toestemming van de bewoner ofwel bij betrapping op heterdaad (maar in dat geval kan de huiszoeking enkel plaatsvinden in de woning van de verdachte).
Welke plaatsen zijn beschermd?
Een woning wordt in de rechtspraak omschreven als de plaats, met inbegrip van de erdoor omsloten aanhorigheden, die een persoon bewoont om er zijn verblijf of zijn werkelijke verblijfplaats te vestigen en waar hij uit dien hoofde recht heeft op de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, zijn rust en meer in het algemeen zijn privéleven. Die bescherming geldt dus ook voor een tuinhuis of voor een wagen die geparkeerd is op de private oprit van een woning en kan zelfs van toepassing zijn op hotelkamers en kraakpanden. Ook plaatsen waar een professionele activiteit wordt uitgeoefend (bijv. bedrijfslokalen), zijn ingevolge de rechtspraak van het EHRM beschermd en kunnen dus niet zomaar worden doorzocht. Die bescherming bestaat volgens het Hof van Cassatie echter alleen als de in de bedrijfsruimten ontwikkelde activiteiten een privékarakter vertonen of als er vertrouwelijke briefwisseling wordt bewaard. Plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek (bijv. een winkel of een dancing) mogen echter altijd worden betreden door politieambtenaren. In dat geval kan ook niet van een huiszoeking worden gesproken, maar wordt enkel een recht van betreding uitgeoefend. Ook verlaten onroerende goederen mogen trouwens worden betreden, net zoals de politie ook plaatsen mag betreden in het kader van de taken van bestuurlijke politie, bijv. in geval van een nakend gevaar voor rampen, onheil of schadegevallen.
Uitvoering
Een huiszoeking is, in tegenstelling tot vele andere onderzoeksmaatregelen, niet onderhevig aan een bepaalde formele begrenzing. Van een huiszoeking kan dus gebruik worden gemaakt ongeacht het misdrijf dat wordt onderzocht en ongeacht de straf die op dat feit is gesteld. Uiteraard kan een onderzoeksrechter zelf een huiszoeking uitvoeren, maar in de praktijk zal hij meestal een huiszoekingsbevel uitvaardigen waarmee de officieren van gerechtelijke politie de huiszoeking kunnen uitvoeren. In dat geval moeten de vermeldingen in de beschikking hen wel in staat stellen om uit te maken welke stukken of voorwerpen in aanmerking komen voor inbeslagname. Wanneer de onderzoekers bij de uitvoering van een huiszoekingsbevel de grenzen ervan overschrijden, zijn enkel de vaststellingen en inbeslagnames welke niet beoogd zijn door het huiszoekingsbevel onregelmatig. Die onregelmatigheid strekt zich niet uit tot de vaststellingen en inbeslagnames die het huiszoekingsbevel wel beoogt.
De onderzoeksrechter moet ook de plaats van de huiszoeking vermelden en nauwkeurig aangeven op welk strafbaar feit de huiszoeking steunt. Het vermelden van de naam van de bewoner is niet verplicht. Worden bij een regelmatige huiszoeking toevallig gegevens ontdekt die wijzen op een andere misdrijf dan datgene dat wordt onderzocht, dan zijn deze gegevens bruikbaar als bewijs. De onderzoeksrechter moet dan de procureur des Konings hiervan in kennis stellen, die dan kan beslissen wat verder te gebeuren staat met betrekking tot de aldus aan het licht gekomen feiten. Desgevallend kan de saisine van de onderzoeksrechter worden uitgebreid met een aanvullende vordering, maar de procureur zou ook kunnen beslissen dat andere feit zelf verder te onderzoeken.
Gezegd wordt dat de politiediensten bij de uitvoering van de huiszoeking gebruik mogen maken van dwangmaatregelen, zoals het verbod voor aanwezigen om te telefoneren of het onderbrengen van aanwezigen in één kamer. In zoverre de gebruikte dwangmaatregelen de vrijheid van komen en gaan van de aanwezigen beknotten, kan men zich wel afvragen wat dan wel de wettelijke basis is voor de vrijheidsberoving van personen andere dan de verdachte. Er is dan immers niet voldaan aan de voorwaarden voor een bestuurlijke aanhouding, noch aan de voorwaarden voor arrestatie. Die basis moet dan al gezocht worden in de mogelijkheid voor politieambtenaren om bij de uitvoering van hun opdrachten geweld te gebruiken om een wettig doel te streven dat niet op een andere wijze kan worden gebruikt. Die bepaling is nochtans met een andere finaliteit geschreven. In zoverre de gebruikte dwangmaatregelen betrekking hebben op goederen, is er natuurlijk geen betwisting mogelijk. Zo kan er bijv. worden overgegaan tot de (tijdelijke) inbeslagname van telefoontoestellen.
Het is niet verboden dat een derde aanwezig is bij een huiszoeking, bijv. een derde die technische of deskundige bijstand levert om in beslag te nemen dieren op te vangen.
Tijdstip
Wat het tijdstip van de huiszoeking betreft, moet rekening gehouden worden met het verbod van nachtelijke huiszoekingen zoals bepaald in de Huiszoekingswet. Daarmee wordt bedoeld dat geen huiszoeking mag worden aangevangen na 21u en voor 5u ’s morgens. Een huiszoeking die vóór 21u is aangevangen, mag wel na 21u worden voortgezet. Die beperking is echter niet van toepassing bij huiszoekingen in geval van betrapping op heterdaad of op basis van toestemming van de bewoner. Ook is een uitzondering op het verbod op nachtelijke huiszoekingen voorzien voor onderzoeken naar bepaalde zware misdrijven zoals terrorisme.
Dezelfde wet bepaalt ook hoe de eventuele toestemming tot huiszoeking van de bewoner (dit is degene die het effectieve genot heeft over de woning) moet worden gegeven, met name schriftelijk en voorafgaand aan de huiszoeking. Een louter mondelinge toestemming, ook al wordt die na de huiszoeking schriftelijk bevestigd, is dus onvoldoende. Een huiszoeking die op die basis zou zijn uitgevoerd, is nietig, al betekent dat niet noodzakelijk dat het aldus vergaarde bewijs zal moeten worden uitgesloten.
De huiszoeking is geregeld in de artikelen 36, 87, 88 en 89bis van het Wetboek van Strafvordering en de Huiszoekingswet.
Vertalingen
Perquisition
House search
Zie ook:
Verwante berichten en publicaties
- 29 april 2016PublicatiesDit boek benadert het straf- en het strafprocesrecht praktisch vanuit het standpunt van de ondernemer. Voor veel ondernemers is het strafrecht als ondernemersrisico nog steeds een grote onbekende. Nochtans wijst de actualiteit erop dat de strafrechtelijke risico’s voor de ondernemer niet verwaarloosbaar zijn.J. Meese, "De krachtlijnen van het opsporings- en gerechtelijk onderzoek", in P. Waeterinckx e.a. (eds.), Strafrecht in de onderneming, Antwerpen, Intersentia, 2016, 3-42 (872 p.)
Wetteksten
Artikel 36 Wetboek van Strafvordering
Indien het een misdaad of wanbedrijf betreft waarvan het bewijs waarschijnlijk kan worden verkregen uit de papieren of andere stukken en zaken in het bezit van de verdachte, begeeft zich de procureur des Konings terstond naar de woning van de verdachte om er de voorwerpen op te sporen, die hij geschikt acht om de waarheid aan de dag te brengen.
Artikel 87 Wetboek van Strafvordering
De onderzoeksrechter zal desgevorderd en kan zelfs ambtshalve zich naar de woning van de verdachte begeven om er de papieren, de zaken en in het algemeen alle voorwerpen op te sporen, die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen
Artikel 88 Wetboek van Strafvordering
De onderzoeksrechter kan zich eveneens begeven naar de andere plaatsen waar hij vermoedt dat men de in het vorige artikel bedoelde voorwerpen verborgen heeft.
Artikel 89bis Wetboek van Strafvordering
De onderzoeksrechter kan opdracht tot huiszoeking en inbeslagneming geven aan een officier van gerechtelijke politie van zijn arrondissement of van het arrondissement waar de handelingen moeten plaatshebben. Wanneer de onderzoeksrechter optreedt op vordering van een onderzoeksrechter van een ander arrondissement, kan hij opdracht geven aan een officier van gerechtelijke politie van dat arrondissement.
Hij geeft die opdracht bij met redenen omklede beschikking en enkel wanneer het noodzakelijk is.
Het is verboden de opdracht over te dragen.