Criminis. Uw licht in het strafrecht. overzicht trefwoorden {{meta:eg-samenvatting}}

Criminis. Uw licht in het strafrecht. overzicht trefwoorden {{meta:eg-samenvatting}}

Europees aanhoudingsbevel

Wat is een Europees aanhoudingsbevel?

Een Europees aanhoudingsbevel maakt het mogelijk een verdachte te arresteren in een Europese lidstaat en over te leveren aan een andere lidstaat met het oog op vervolging of strafuitvoering.

Tussen EU-lidstaten wordt geen gebruik meer gemaakt van de uitlevering, maar wel van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). In dat verband wordt daarom niet gesproken van de uitlevering van een persoon, maar wel van de overlevering.

Omwille van het vertrouwen tussen de lidstaten, werd het in Europa immers logisch geacht dat een overbrenging van een verdachte of veroordeelde op een minder logge manier dan de klassieke uitlevering mogelijk moest zijn, gebaseerd op de wederzijdse erkenning van elkaars aanhoudingsbevelen.

Voor het nemen van de beslissing over de overlevering geldt een wettelijke termijn van 60 dagen vanaf de aanhouding van een persoon. Wanneer de betrokken aangehouden persoon evenwel instemt met zijn overlevering, wordt de wettelijke termijn teruggebracht op 10 dagen (‘verkorte procedure’).

De oorsprong van de EAB-procedure is terug te brengen op een kaderbesluit dat op 13 juni 2002 werd genomen (kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees Aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de EU-lidstaten van). Dat kaderbesluit werd in ons land bij wet van 19 december 2003 betreffende het Europees Aanhoudingsbevel (kortweg: EAB-wet) omgezet naar Belgisch recht.

De EAB-wet regelt twee situaties. Van zodra een EAB is uitgevaardigd, kan op basis van de EAB-wet de aanhouding en de overlevering van personen plaatsvinden, enerzijds met het oog op het instellen van de strafvervolging (‘vervolgingsoverlevering’), anderzijds met het oog op de uitvoering van een vrijheidsstraf of veiligheidsmaatregel (‘executie-overlevering’).

Voorwaarden

De voorwaarden voor overlevering door of naar België op basis van een EAB bestaan erin dat:

  • de feiten vatbaar moeten zijn voor overlevering (niet elk feit komt daarvoor in aanmerking),
  • de over te leveren persoon meerderjarig is (het Hof van Cassatie heeft echter wel beslist dat een vervolgingsoverlevering van een persoon die 16 jaar of ouder was op het ogenblik van de feiten, mogelijk is als de feiten kunnen leiden tot uithandengeving),
  • de feiten in beide landen strafbaar moeten zijn (dit is de regel van de ‘dubbele incriminatie’, die niet vereist is door het kaderbesluit maar wel de door Belgische wet die wel voorziet in een lijst van uitzonderingen),
  • de feiten in beide landen vervolgbaar moeten zijn of dat de veroordeling in beide landen vatbaar moet zijn voor tenuitvoerlegging (zo mag er geen sprake zijn van verjaring, amnestie of immuniteit).

Naast dit alles moet ook aan een aantal vormvereisten zijn voldaan om de uitleverende staat in staat te stellen controle uit te oefenen op het uitgevaardige EAB.

Weigeringsgronden

Het principe van de wederzijds erkenning heeft tot gevolg dat de rechterlijke macht, die uitspraak zal moeten doen over de tenuitvoerlegging van het EAB, geen discretionaire bevoegdheid heeft om de tenuitvoerlegging in te willigen of te weigeren. De weigeringsgronden zijn wettelijk bepaald, en kunnen van facultatieve of imperatieve aard zijn.

Alleszins voorziet het kaderbesluit minder weigeringsgronden dan de Uitleveringswet.

Wat België betreft zijn er vier verplichte weigeringsgronden, alsook een algemene mensenrechtenexceptie: amnestie (kwijtschelding van de straf), ne bis in idem (beginsel waardoor men geen twee maal kan gestraft of vervolgd worden voor dezelfde feiten), de leeftijd van de strafrechtelijk verantwoordelijke (in België vastgesteld op 18 jaar, tenzij bij uithandengeving vanaf 16 jaar), verjaring (die zowel kan slaan op de strafvordering als op de straf) en het gegrond gevaar voor de schending van mensenrechten. Is één van deze scenario’s voorhanden, dan is de rechter die een buitenlands EAB controleert, verplicht om de overlevering te weigeren.

Procedure in België (België als aangezochte Staat)

Alles start met het uitvaardigen in een EU-lidstaat van een EAB tegen een persoon of een signalering in het Schengen-informatiesysteem (SIS). Van zodra de gezochte persoon gevat kan worden, dient hij binnen de 24 uur voor een onderzoeksrechter te worden gebracht, die hem in kennis stelt van het bestaan en de inhoud van het EAB, alsook van de mogelijkheid om in te stemmen met zijn overlevering naar de uitvaardigende staat (‘verkorte procedure’) en zijn recht op een raadsman en een tolk.

Vervolgens kan de onderzoeksrechter, na de gezochte persoon verhoord te hebben, beslissen hem in hechtenis te plaatsen, dan wel in vrijheid te stellen onder voorwaarden. Wanneer de onderzoeksrechter tijdens het verhoor zou vaststellen dat er een kennelijke reden bestaat om de tenuitvoerlegging te weigeren, kan hij eveneens een beslissing nemen tot niet-tenuitvoerlegging van het EAB.

In ieder geval heeft de gezochte persoon steeds een absoluut recht op vrij verkeer met zijn advocaat. Dit recht kan hem onder geen enkel beding worden ontnomen of ontzegd.

Verschillend aan de uitleveringsprocedure, is dat de onderzoeksrechter in het stelsel van een EAB op ieder ogenblik de gezochte persoon in vrijheid kan stellen.

Binnen de 15 dagen na zijn aanhouding, moet de gezochte persoon verschijnen voor de raadkamer die uitspraak zal doen over de tenuitvoerlegging van het EAB. De raadkamer zal o.a. onderzoeken of de voorwaarden zijn nageleefd en of er geen weigeringsgronden voorhanden zijn.

Tegen de beslissing van de raadkamer tot tenuitvoerlegging van het EAB, waardoor de overlevering van de gezochte persoon doorgang zal vinden, kan binnen de 24 uur na de betekening van de beslissing hoger beroep worden ingesteld door de gezochte persoon (of door het openbaar ministerie).

Ingevolge het hoger beroep, zal de zaak worden beoordeeld door de kamer van inbeschuldigingstelling die binnen de 15 dagen uitspraak zal moeten doen over het hoger beroep, op straffe van invrijheidstelling van de gezochte persoon.

Ook dit arrest zal aan de gezochte persoon moeten worden betekend binnen de 24 uur, waarna hij binnen de 24 uur een voorziening in cassatie kan instellen. Het Hof van Cassatie dient binnen de vijftien dagen uitspraak te doen over het cassatieberoep. Wordt het cassatieberoep verworpen, dan zal het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling over de tenuitvoerlegging van het EAB onmiddellijk uitvoerbaar worden.

Wanneer een definitieve beslissing voorhanden is ter tenuitvoerlegging van het EAB, is het openbaar ministerie belast met de effectieve tenuitvoerlegging ervan. In samenwerking met de diensten van de uitvaardigende staat zal zo snel als mogelijk een datum bepaald worden voor effectieve overlevering, die uiterlijk binnen de 10 dagen na de definitieve beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB wordt bepaald.

Om gegronde medische of gezondheidsredenen kan het openbaar ministerie in zeer uitzonderlijke omstandigheden de effectieve overlevering tijdelijke schorsen wegens ernstige humanitaire redenen.

Zoals hoger al even aangestipt, bestaat er ook de mogelijkheid van een verkorte procedure, wanneer de gezochte persoon onmiddellijk ten aanzien van het openbaar ministerie instemt met zijn overlevering. Deze instemming kan in ieder stadium van de vooraf beschreven procedure worden gegeven, maar kan ook worden ingetrokken tot het tijdstip van de effectieve overlevering. De instemming van de gezochte persoon met zijn overlevering heeft tot gevolg dat het openbaar ministerie onmiddellijk alles in het werk kan stellen met het oog op een spoedige effectieve uitlevering aan de uitvaardigende EU-lidstaat.

Specialiteitsbeginsel

Het specialiteitsbeginsel, zoals het gehanteerd wordt in de uitleveringsprocedure, bleef ook in de overleveringsprocedure op basis van een EAB gehandhaafd. Concreet houdt dit beginsel in dat een gezochte persoon niet kan worden vervolgd, veroordeeld of van zijn vrijheid beroofd wegens enig andere strafbaar feit dan datgene waarvoor hij werd overgeleverd.

Wanneer een gezochte persoon echter opteert voor de verkorte procedure en instemt met zijn overlevering, stemt hij er eveneens mee in dat hij afziet van de mogelijkheid om beroep te doen op het specialiteitsbeginsel.

Vertalingen

Frans Mandat d’arrêt Européen

Engels European arrest warrant

Zie ook:

Uitlevering

Verwante berichten en publicaties

  • Een Europees onderzoeksbevel is geen Europees aanhoudingsbevel
    10 december 2020
    Criminis - Snelnieuws
    In een arrest van 8 december 2020 (C-584/19) besliste het Hof van Justitie dat een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd door een parketmagistraat die niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht. Anders dus dan wat werd aangenomen met betrekking tot het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel.
    HvJ 8 december 2020, C-584/19

    Lees meer

  • Europees aanhoudingsbevel en detentie-omstandigheden
    22 oktober 2019
    Criminis - Snelnieuws
    In een  belangrijk arrest van 15 oktober 2019 (zaak C-128/18, Dumitru-Tudor Dorobantu), heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie zich uitgesproken over de vraag in welke mate bij de beslissing of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel moet worden geweigerd, rekening moet worden gehouden met de detentie-omstandigheden in het land dat het Europees aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd.
    HvJ 15 oktober 2019, zaak C-128/18

    Lees meer

  • Aangehoudene wiens overlevering n.a.v. een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgesteld, moet niet noodzakelijk gedetineerd blijven
    30 mei 2019
    Criminis - Snelnieuws
    In een arrest van 28 mei 2019 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat artikel 20, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel het gelijkheidsbeginsel schendt "in zoverre het aan de personen die krachtens een uitvoerbaar verklaard Europees aanhoudingsbevel in hechtenis worden gehouden en wier overlevering aan de uitvaardigende Staat wordt uitgesteld met toepassing van artikel 24 van de wet van 19 december 2003, opdat in België vervolging kan worden ingesteld wegens een ander feit dan dat waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, niet de mogelijkheid biedt om te verzoeken om hun voorwaardelijke invrijheidstelling of om hun invrijheidstelling tegen borgstelling, noch om te verzoeken om de hechtenis onder elektronisch toezicht uit te voeren".
    GwH 28 mei 2019, nr. 90/2019

    Lees meer

Deel deze pagina