Deskundigenonderzoek
Wat is een deskundigonderzoek?
Van een deskundigenonderzoek is sprake wanneer advies moet worden ingewonnen van een expert in het kader van een rechtszaak.
In heel wat strafzaken ziet men zich genoodzaakt een deskundige aan te stellen om bepaalde analyses of onderzoeken uit te voeren waarvoor binnen het gerecht en de politiediensten onvoldoende expertise voorhanden is. In zaken van financiële of economische criminaliteit betreft het dan hoofdzakelijk de aanstelling van boekhouders of accountants als deskundige. Er kan echter ook beroep gedaan worden op deskundigen voor het uitvoeren van bijv. medische onderzoeken of ballistische onderzoeken. Van een gerechtsdeskundige kan enkel gesproken worden in het kader van een gerechtelijk onderzoek of van de procedure ten gronde, aangezien de deskundige in dat geval is aangesteld door de onderzoeksrechter of de vonnisrechter. In het kader van een opsporingsonderzoek is een door het parket ingeschakelde deskundige eigenlijks een technisch raadsman. Ook wanneer de verdediging een deskundige inschakelt, kan gesproken worden over een technisch raadsman.
Uiteraard mag een (onderzoeks)rechter zijn rechterlijke bevoegdheden niet delegeren aan een deskundige. Dat betekent onder meer dat aan de deskundige niet mag worden gevraagd om vast te stellen of een misdrijf bewezen is, alsook dat een deskundige zelf geen juridische conclusies mag trekken uit zijn vaststellingen. Het advies van een (gerechts)deskundige heeft trouwens geen bijzondere bewijswaarde: de strafrechter beoordeelt vrij de bewijswaarde ervan. Niets verplicht hem bijv. om aan het verslag van de gerechtsdeskundige meer waarde te hechten dan aan het verslag van de technisch raadsman van de beklaagde.
In het wetboek van Strafvordering is geen systematische regeling terug te vinden met betrekking tot het deskundigenonderzoek. Het wordt wel vermeld in het kader van de heterdaadprocedure (art. 43) en er zijn ook bepalingen omtrent specifieke vormen van deskundigenonderzoek zoals de autopsie (art. 44), het nemen van bloedmonsters (art. 44bis), het moraliteitsonderzoek (art. 62quater), het onderzoek aan het lichaam (90bis) en de dna-analyse (art. 44ter-septies en art. 90undecies).
De (onderzoeks)rechter die een deskundige aanstelt, zal ook een termijn opleggen waarbinnen het verslag moet worden ingediend. Overschrijding van die termijn leidt tot een vermindering van het ereloon van de deskundige. De erelonen zijn echter al vrij laag in vergelijking met de kosten van privé-expertises en bovendien moeten deskundigen soms erg lang op betaling wachten. Dat verklaart wellicht waarom vele deskundigenverslagen (niet in het minst ook in financiële strafzaken) soms lang op zich laten wachten.
Verloop
Tijdens het vooronderzoek geschiedt een deskundigenonderzoek normaliter op niet-tegensprekelijke wijze. De deskundige moet de partijen dus niet horen, noch moet hij met hen samenwerken of zijn verrichtingen in hun aanwezigheid uitvoeren. Niets belet echter de onderzoeksrechter om, als dat nuttig wordt geacht voor de waarheidsvinding, een deskundigenonderzoek op tegenspraak te bevelen. Bovendien moet er over gewaakt worden dat het recht op een eerlijk proces niet in het gedrang komt. Zo strekt het uiteraard tot aanbeveling om, indien de verdachte al geïdentificeerd is, hem te betrekken bij een deskundigenonderzoek dat niet kan worden overgedaan (bijv. door het gebrek aan voldoende stalen). De loutere mogelijkheid om de waarde van het deskundigenonderzoek nog aan te vechten voor de vonnisrechter zal namelijk niet altijd volstaan om eerlijk karakter van het proces te kunnen waarborgen. Het lijkt trouwens zo te zijn dat de standaard wat dat betreft door het EHRM hoger wordt gelegd dan wat momenteel vereist wordt door de Belgische rechtspraak.
Vertalingen
L’expertise
Expert investigation
Zie ook:
Verwante berichten en publicaties
- 29 april 2016PublicatiesDit boek benadert het straf- en het strafprocesrecht praktisch vanuit het standpunt van de ondernemer. Voor veel ondernemers is het strafrecht als ondernemersrisico nog steeds een grote onbekende. Nochtans wijst de actualiteit erop dat de strafrechtelijke risico’s voor de ondernemer niet verwaarloosbaar zijn.J. Meese, "De krachtlijnen van het opsporings- en gerechtelijk onderzoek", in P. Waeterinckx e.a. (eds.), Strafrecht in de onderneming, Antwerpen, Intersentia, 2016, 3-42 (872 p.)
Wetteksten
Artikel 43 Wetboek van Strafvordering
De procureur des Konings doet zich zo nodig vergezellen van een of twee personen die wegens hun kunde of beroep bekwaam geacht worden om de aard en de omstandigheden van de misdaad of het wanbedrijf te beoordelen.
Artikel 44 Wetboek van Strafvordering
Geldt het een gewelddadige dood of een dood waarvan de oorzaak onbekend is en verdacht, dan doet de procureur des Konings zich bijstaan door een of twee geneesheren, die verslag zullen uitbrengen over de oorzaken van de dood en de staat van het lijk.
Ingeval een autopsie wordt bevolen, krijgen de nabestaanden de toestemming het lichaam van de overledene te zien. De magistraat die de autopsie heeft bevolen, beslist of de verzoekers als nabestaanden kunnen worden beschouwd en op welk tijdstip zij het lichaam van de overledene mogen zien. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Artikel 44bis Wetboek van Strafvordering
§1. Wordt de dader van de misdaad of van het wanbedrijf op heterdaad betrapt, dan kan de procureur des Konings een geneesheer gelasten de medische vaststellingen te doen omtrent de staat van dronkenschap van de vermoedelijke dader en van het slachtoffer van het misdrijf. Hij kan de geneesheer opvorderen om een bloedmonster te nemen.
Deze bepaling is echter niet van toepassing in geval van overtreding van de wetten en verordeningen betreffende het wegverkeer.
§2. (opgeheven)
§3. Indien het optreden van de opgevorderde geneesheer er geen vertraging door ondervindt, kan de persoon van wie het bloedmonster wordt genomen, op eigen kosten een geneesheer naar keuze daarbij tegenwoordig doen zijn.
§4. Het onderzoek van het bloedmonster geschiedt in een van de laboratoria door de Koning daartoe erkend.
De persoon van wie het bloed is afgenomen, kan op eigen kosten een tweede onderzoek laten verrichten in het laboratorium waar het eerste heeft plaatsgehad, of in een ander door de Koning erkend laboratorium. In het eerste geval kan hij op het tweede onderzoek toezicht laten houden door een technisch raadsman te zijner keuze.
De Koning treft voorzieningen tot nadere regeling van de bloedproef. Hij stelt onder meer regels betreffende de wijze waarop het bloedmonster wordt genomen, bewaard en onderzocht, alsook betreffende de erkenning van de laboratoria.
Artikel 44ter-septies Wetboek van Strafvordering
Artikel 62quater Wetboek van Strafvordering
§1. Indien uit het onderzoek volgt dat de misdaad die ten laste wordt gelegd van de inverdenkinggestelde lijkt te behoren tot de bevoegdheid van het hof van assisen, beveelt de onderzoeksrechter binnen de kortst mogelijke tijd dat een moraliteitsonderzoek wordt verricht.
Dit onderzoek omvat relevante informatie inzake de inverdenkinggestelde, verzameld bij personen uit diens leefomgeving, evenals relevante informatie over de persoonlijkheid van het slachtoffer. Van elk onderhoud wordt een schriftelijk verslag opgesteld.
De Koning bepaalt de nadere regels voor het moraliteitsonderzoek.
De onderzoeksrechter beveelt tevens binnen de kortst mogelijke tijd dat een psychologisch of een psychiatrisch deskundigenonderzoek van de inverdenkinggestelde wordt verricht.
Artikel 90bis Wetboek van Strafvordering
Buiten de gevallen van een op heterdaad ontdekt of als zodanig beschouwd misdrijf en het geval waarin een meerderjarige schriftelijke toestemming geeft, kan een onderzoek aan het lichaam enkel bevolen worden door de onderzoeksrechter, door de kamer van inbeschuldigingstelling en door de rechtbank of het hof die van de misdaad of het wanbedrijf kennis neemt.
Het slachtoffer of de verdachte kan zich tijdens het onderzoek aan het lichaam waaraan hij onderworpen wordt, laten bijstaan door een arts naar zijn keuze. De erelonen van de arts worden aangerekend in de gerechtskosten.