Aangehoudene wiens overlevering n.a.v. een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgesteld, moet niet noodzakelijk gedetineerd blijven
30 MEI 2019
Wanneer een persoon in België wordt aangehouden ingevolge een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd in een verzoekende Staat en dat Europees aanhoudingsbevel uiteindelijk uitvoerbaar wordt verklaard (zie daarover ons trefwoord Europees aanhoudingsbevel), dan kan de aangehoudene niet langer verzoeken om zijn voorwaardelijke invrijheidstelling of om zijn invrijheidstelling tegen betaling van een borgsom.
In principe volgt na de beslissing tot uitvoerbaarverklaring snel de overlevering van de aangehouden persoon, aangezien de wet daarvoor strikte termijnen voorschrijft. Toch is het mogelijk dat deze overlevering wordt uitgesteld. De redenen die daartoe kunnen leiden, zijn opgenomen in de artikelen 23 en 24 van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel. Het gaat daarbij respectievelijk om uitstel wegens humanitaire redenen of uitstel wegens vervolging of strafuitvoering in België wegens een ander feit dan datgene dat aanleiding gaf tot het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel. In die situatie, is niet voorzien in de mogelijkheid voor de aangehoudene om te verzoeken om zijn voorwaardelijke invrijheidstelling of om zijn invrijheidstelling tegen betaling van een borgsom, ook al kan de overlevering in dit geval uiteraard wel nog lang op zich laten wachten.
Niet grondwettig
In een arrest van 28 mei 2019 (nr. 90/2019) stelt het Grondwettelijk Hof vast dat die ontstentenis strijdig is met de Grondwet. Meer nog, het Hof voegt eraan toe dat de aangehoudene ook moet kunnen verzoeken om de hechtenis onder elektronisch toezicht uit te voeren.
Concreet wordt vastgesteld dat artikel 20, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel het gelijkheidsbeginsel schendt “in zoverre het aan de personen die krachtens een uitvoerbaar verklaard Europees aanhoudingsbevel in hechtenis worden gehouden en wier overlevering aan de uitvaardigende Staat wordt uitgesteld met toepassing van artikel 24 van de wet van 19 december 2003, opdat in België vervolging kan worden ingesteld wegens een ander feit dan dat waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, niet de mogelijkheid biedt om te verzoeken om hun voorwaardelijke invrijheidstelling of om hun invrijheidstelling tegen borgstelling, noch om te verzoeken om de hechtenis onder elektronisch toezicht uit te voeren”.
Aangenomen mag worden dat hetzelfde ook geldt voor de aangehoudene wiens overlevering wordt uitgesteld om humanitaire redenen.
Het Hof wijst er wel op dat de onderzoeksgerechten er daarbij moeten op toezien dat de eventuele maatregel tot voorwaardelijke invrijheidstelling of tot invrijheidstelling tegen borgstelling of tot hechtenis onder elektronisch toezicht vergezeld gaat van alle maatregelen die zij nodig zouden achten om de vlucht van de aangehouden persoon te voorkomen en zich ervan te vergewissen dat de materiële voorwaarden voor zijn daadwerkelijke overlevering gehandhaafd blijven (overweging B.12.3 van het arrest).