Spijtoptanten in het voetbal (en elders): gevaarlijk spel?
22 NOVEMBER 2018
Groot nieuws in ‘Operatie Propere Handen’: spelersmakelaar Velkjovic is de eerste om het statuut van ‘spijtoptant’ te krijgen. Daarmee wordt een verdachte bedoeld die met het openbaar ministerie een deal sluit om in ruil voor het afleggen van onthullende verklaringen strafvermindering te bekomen. Verklaringen die in dit geval de voetbalwereld misschien zullen doen daveren. Meteen werd ook al verduidelijkt welke straf werd ‘afgesproken’: vijf jaar gevangenisstraf en een geldboete van 80.000 euro, beiden met uitstel, en verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen die Velkjovic heeft genoten. De wettelijke regeling van spijtoptanten waarop hiervoor wordt gesteund, trad in werking op 17 augustus 2018. Niet dat er daarvoor geen enkele mogelijkheid bestond om onthullende verklaringen te belonen, want sommige specifieke wetsbepalingen voorzien dat al veel langer (bv. in de drugwet of in de hormonenwet). Toch wordt daarvan bijna nooit toepassing gemaakt, vooral omdat enkel gunsten kunnen worden verleend aan iemand die verklaringen aflegt nog voordat hij zelf vervolgd wordt. Met de regeling waarop in ‘Operatie Propere Handen’ een beroep wordt gedaan, heeft de wetgever dus een spijtoptantensysteem willen introduceren waarmee wel successen kunnen worden geboekt in de strijd tegen de (georganiseerde) criminaliteit.
De figuur van de spijtoptant (in Nederland heeft men het over de ‘kroongetuige’, in Italië over ‘pentiti’) is allerminst onbesproken. Tot voor kort stond de Belgische wetgever vrij sceptisch tegenover de invoering ervan, maar ook in de landen die wel al met spijtoptanten werkten, is al heel wat inkt gevloeid over de opportuniteiten en risico’s die dit met zich brengt.
De voordelen lijken nochtans evident. Als je een verdachte kan overtuigen om niet alleen te bekennen, maar meteen ook informatie te verschaffen die de bestraffing van anderen mogelijk maakt of waarmee zelfs misdrijven kunnen worden vermeden, waarom niet? Zeker wanneer het gaat om georganiseerde criminaliteit of terrorisme, is moeilijk te ontkennen dat informatie van binnenuit soms van onschatbare waarde kan zijn. Als daar dan iets tegenovergesteld moet worden ten voordele van de ‘verklikker’, waarom niet? Je bakt tenslotte geen omelet zonder eieren te breken.
Nadelen of risico’s zijn er echter ook, waarbij de vraag uiteraard is welke de bovenhand nemen.
Toezeggingen aan criminelen
Een eerste ethische vraag is hoever een samenleving kan gaan in het toekennen van voordelen aan criminelen. De Belgische regeling laat zeer ruime voordelen toe: in ruil voor het afleggen van de verklaringen kunnen aan een verdachte allerhande toezeggingen worden gedaan door het openbaar ministerie. Dat gaat van strafvermindering tot zelfs eenvoudige schuldigverklaring, vermindering van verbeurdverklaring of geldboete, of zelfs toezeggingen met betrekking tot de uitvoering van een reeds uitgesproken straf. Om te weten hoever men daarin kan gaan, is vooral van belang of er sprake is geweest van geweld of bedreiging bij het plegen van de feiten. Is dat niet zo, dan is zelfs een eenvoudige schuldigverklaring mogelijk. Er wordt dan helemaal geen straf opgelegd, al kan er wel worden overgegaan tot verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen en moeten uiteraard ook eventuele benadeelden vergoed worden. De deal moet wel proportioneel zijn, want dat wordt achteraf gecontroleerd door een rechter. Door het ruime karakter van de wet zal het dus vooral van de praktische toepassing en de rechterlijke controle afhangen waartoe de regeling zal leiden. Ter vergelijking: in Nederland bedraagt de maximale strafvermindering in de praktijk 50%. In Italië voorziet de wet in een maximale reductie van 2/3 van de straf, in Duitsland kan er bij ernstige feiten dan weer 25% af. Als samenleving moet men dus aanvaarden dat minstens een deel van de straf wordt kwijtgescholden, aangezien dat nu eenmaal eigen is aan het werken met spijtoptanten.
Door het ruime karakter van de wet zal het dus vooral van de praktische toepassing en de rechterlijke controle afhangen waartoe de regeling zal leiden. Ter vergelijking: in Nederland bedraagt de maximale strafvermindering in de praktijk 50%. In Italië voorziet de wet in een maximale reductie van 2/3 van de straf, in Duitsland kan er bij ernstige feiten dan weer 25% af.
Financiële beloning van spijtoptanten?
Moeilijker is de vraag of een spijtoptant ook financieel beloond mag worden voor zijn hulp aan het gerecht. De Belgische wet voorziet geen toezegging in die zin, tenzij de financiële beloning bestaat in een kwijtschelding of verlaging van verbeurdverklaring. De spijtoptantenregeling zal in de praktijk echter veelal samengaan met het getuigenbeschermingssysteem. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat afspraken over bescherming van de getuige van groot belang zijn voor de bereidwilligheid om belastende verklaringen af te leggen. In dat verband zijn wel financiële hulpmaatregelen mogelijk, hetzij eenmalig, hetzij in de vorm van een maandelijkse onderhoudsuitkering. Daarover wordt beslist door de getuigenbeschermingscommissie, waarvan het stemrecht volledig in handen ligt van het openbaar ministerie en de federale politie. Met betrekking tot de toegekende beschermingsmaatregelen geldt strikte geheimhoudingsplicht. Wanneer er in de toekomst bescherming wordt aangeboden aan spijtoptanten, zal het dus onmogelijk zijn om te weten of de getuigenbeschermingscommissie aan de getuige financiële hulpmaatregelen heeft toegekend die eigenlijk een verkapte beloning zijn voor het afleggen van belastende verklaringen. Meer transparantie wat dit betreft lijkt dus noodzakelijk. Het maatschappelijk draagvlak voor het toekennen van financiële beloningen aan spijtoptanten is immers wellicht niet al te groot. Bovendien kan het al snel leiden tot perverse neveneffecten. In Italië werden ‘pentiti’ vroeger – o ironie – wel eens vergeleken met beroepsvoetballers: sommige spelen maar in een lagere klasse, maar zij die de Champions League halen (de ‘pentiti d’oro’ of ‘gouden spijtoptanten’) konden volgens de principes van de vrije markt bijna krijgen wat ze willen. Dat is niet echt bevorderlijk voor het rechtsgevoel en het beeld van Justitie. Vooral de slachtoffers van de misdrijven gepleegd door spijtoptanten, hebben daardoor nog meer het gevoel in de kou te staan.
Wanneer er in de toekomst bescherming wordt aangeboden aan spijtoptanten, zal het dus onmogelijk zijn om te weten of de getuigenbeschermingscommissie aan de getuige financiële hulpmaatregelen heeft toegekend die eigenlijk een verkapte beloning zijn voor het afleggen van belastende verklaringen. Meer transparantie wat dit betreft lijkt dus noodzakelijk.
De zoektocht naar de interessantste verklaringen
Een andere, eigenlijk ook ethische vraag, is hoe het zit met de gelijkheid tussen verdachten. Is het aanvaardbaar dat de ene verdachte minder wordt gestraft dan de overige verdachten die misschien samen hetzelfde feit hebben gepleegd? Dat stelt wellicht minder problemen, omdat de rechtspraak ook zonder spijtoptantenregeling bij het bepalen van de gepaste straf bv. rekening kan houden met het feit dat een verdachte tot inkeer is gekomen en heeft bekend. Maar dat neemt niet weg dat het voor de overige verdachten best frustrerend kan zijn dat het openbaar ministerie hen niet heeft uitgekozen als spijtoptant en een andere wel. Al kunnen zij uiteraard ook zelf het initiatief nemen en dan komt het er vooral op aan de eerste te zijn. Maar ook dat biedt geen garantie op bereidwilligheid van de kant van het openbaar ministerie, dat dus zelf de sleutel in handen houdt om een verdachte wel of niet toegang te geven tot het statuut van spijtoptant. De vraag is of het daardoor niet te verleidelijk wordt om potentiële getuigen tegen elkaar op te zetten in de zoektocht naar de ‘interessantste’ verklaringen.
Pasmunt voor toezeggingen
Verder maakt de Belgische wet het ook mogelijk dat een spijtoptant toezeggingen krijgt voor verklaringen met betrekking tot feiten waarmee hij zelf niets te maken heeft. Anders dan bv. in Duitsland het geval is, moet er dus geen verband zijn tussen de feiten waarvan de spijtoptant zelf verdacht wordt en de feiten waarover hij een verklaring aflegt. Zo is het mogelijk dat een gedetineerde informatie die hij weet over een medegedetineerde tracht te gebruiken als pasmunt voor toezeggingen bij zijn strafuitvoering. Dat zal het leven in de gevangenis er wellicht niet eenvoudiger op maken.
Betrouwbaar of niet?
De belangrijkste kwestie echter, is ongetwijfeld de vraag hoe betrouwbaar een verklaring is van een getuige die beloond wordt om substantiële en onthullende verklaringen af te leggen. Reeds in 1985 schreef de Siciliaanse politicus en maffiakenner Michele Pantaleone in zijn boek Mafia: pentiti? over verklaringen van spijtoptanten die neerkomen op onderlinge afrekeningen, pogingen om eigen vel te redden of pogingen om de onderzoekers op een dwaalspoor te zetten. Uiteraard kan de spijtoptant beter niet liegen, want het het afleggen van onoprechte verklaringen kan leiden tot de intrekking van de toegekende voordelen. Maar kan dat volstaan om zeker te zijn dat de verklaringen volledig waarheidsgetrouw zijn? Een verklaring kan ook gedeeltelijk juist zijn, maar overdreven of gekleurd. Bij wijze van afrekening, kan de spijtoptant iemand bij de feiten betrekken die er in werkelijkheid niets mee te maken had. Of hij kan de schuld subtiel bij iemand anders leggen om de eigen rol in de feiten te minimaliseren. Uiteraard zal de rechter uiteindelijk de bewijswaarde van de verklaringen moeten beoordelen, maar bij dit alles schuilt misschien toch het gevaar dat de verklaring als het ware de referentie wordt waartegen de overige verklaringen worden afgemeten. Men zou immers kunnen denken dat de spijtoptant er geen belang bij heeft te liegen. Dat kan nochtans het geval zijn. Uit Nederlands onderzoek blijkt dat de motivatie bij 10% van de potentiële spijtoptanten terug te brengen is tot gevoelens van wraak en rancune. Bij 20% is niet goed vast te stellen wat de motivatie is. Bij een groot deel (30%) speelt vooral het onveiligheidsgevoel een rol: men voelt zich bedreigd en wenst bescherming. Het afleggen van voldoende belastende verklaringen kan dus een middel zijn om dat doel te bereiken. En eenmaal zo’n verklaring is afgelegd, kan de spijtoptant er eigenlijk niet meer op terugkomen, want dan riskeert hij de beloofde toezeggingen te verliezen. Zelfs een verhoor ter terechtzitting – nochtans een belangrijk recht van de verdediging die geconfronteerd wordt met belastende getuigenverklaringen – verliest daardoor aan waarde.
Uit Nederlands onderzoek blijkt dat de motivatie bij 10% van de potentiële spijtoptanten terug te brengen is tot gevoelens van wraak en rancune. Bij 20% is niet goed vast te stellen wat de motivatie is. Bij een groot deel (30%) speelt vooral het onveiligheidsgevoel een rol: men voelt zich bedreigd en wenst bescherming. Het afleggen van voldoende belastende verklaringen kan dus een middel zijn om dat doel te bereiken. En eenmaal zo’n verklaring is afgelegd, kan de spijtoptant er eigenlijk niet meer op terugkomen, want dan riskeert hij de beloofde toezeggingen te verliezen.
Steunbewijs
Er is natuurlijk wel de regel dat de verklaring van de spijtoptant enkel als steunbewijs geldt. De verklaring zelf is dus onvoldoende om iemand te veroordelen. Dat doet dan weer de vraag rijzen hoe sterk het overige bewijs moet zijn. Moet dat volstaan voor een veroordeling zelfs zonder de verklaring van de spijtoptant, of mag er nog sprake zijn van twijfel die weggenomen wordt door die verklaring? Bij de totstandkoming van de spijtoptantenwet merkte de wetgever zelf op dat in de praktijk de verklaring meestal als uitgangspunt zal dienen, waarna verder bewijsmateriaal kan worden gevonden. Ook dat is nochtans niet geheel risicoloos. Stel nu even dat een spijtoptant echt iemand, samen met vele andere verdachten, in het strafrechtelijke bad wil trekken terwijl die daarin niet thuishoort. Zijn verklaring zal niet volstaan, maar wat als hij eerder ‘bewijs’ heeft neergeplant op een locatie waar men na zijn verklaring zal speuren (bv. de woning van de betrokkene)? Het wordt dan wel echt moeilijk voor die laatste om de rechter nog te overtuigen van zijn onschuld. Akkoord, dit scenario is ver gezocht. Maar het is niet helemaal ondenkbeeldig. Mag men het uitgesloten achten dat een deelnemer aan georganiseerde criminaliteit ook zijn rol als spijtoptant ‘organiseert’ door aantrekkelijke maar (al is het maar gedeeltelijk) onjuiste informatie aan te leveren waardoor (deels) onterechte veroordelingen tot stand komen? Niet alleen in voetbal is alles mogelijk, ook in strafzaken is dat zo.
Nasmaak
Of de voordelen van het werken met spijtoptanten nog wel opwegen tegen de nadelen is dus de vraag. Dat is ongetwijfeld wel zo wanneer de toepassing ervan beperkt blijft tot anders onophelderbare dossiers van zeer zware criminaliteit. Een frequenter gebruik lijkt echter niet wenselijk. Het kan namelijk niet de bedoeling zijn dat het gegeven dat een straf wordt bepaald door het openbaar ministerie en achteraf enkel nog wordt ‘getoetst’ door de rechterlijke macht gemeengoed wordt. Dat geeft immers toch altijd een beetje een wrange nasmaak.
Het moet trouwens gezegd dat deze rechterlijke toetsing de deal voor de spijtoptant ook onzeker maakt. Als de rechter de beloofde toezeggingen niet proportioneel acht, staat de spijtoptant eigenlijk nergens. Het openbaar ministerie kan dan een nieuw voorstel doen (met minder gunstige toezeggingen), maar is daartoe niet verplicht. En dat op een ogenblik dat de verklaringen wellicht al zijn afgelegd …
Deel dit bericht
Verwante berichten
In een arrest van 29 oktober 2019 (P.19.0800.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie dat voor de strafbaarheid van het tonen of verspreiden van dergelijke beelden niet vereist is dat hij of zij die erop voorkomt, herkenbaar is voor derden.
Met name wordt de volgende vraag voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof:
“Dient het arrest van het Grondwettelijk hof van 22 maart (GwH 35/2018) aldus begrepen te worden dat enkel een initiatief van de wetgever de vastgestelde schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de artikelen 479, 483 en 503bis van het Wetboek van Strafvordering, vermag...
Concreet gaat het hier om de wet van 6 maart 2018 tot verbetering van de verkeersveiligheid, die onder meer de verjaringstermijn voor de meeste verkeersdelicten heeft verlengd tot twee jaar.
Opgemerkt kan worden dat diezelfde wet ook nog andere bepalingen bevat die met miskenning van het legaliteitsbeginsel retroactief van toepassing werden verklaard ...
Een arrest van 26 februari 2019 van het Hof van Cassatie (P.18.1028.N) brengt daarover nu verheldering.
De verzoeker zat in de gevangenis tussen 2002 en 2015. In 2008 verzocht hij om de begrafenis van zijn vader te kunnen bijwonen, maar dit werd geweigerd bij gebrek aan wettelijke grondslag. De verzoeker zat namelijk in een ‘maximum-security’ gevangenis en kwam daardoor naar Lets recht niet in aanmerking voor de gevraagde gunst. Naar aanleiding daarvan beklaagde hij zich erover dat andere wettelijke regelingen gelden bij de strafuitvoering van mannen dan het geval...
Over deze en andere vragen leest u meer in onze recente bijdrage naar aanleiding van het arrest Denis Raugevicius van het Hof van Justitie.
De uitspraak kwam er op prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Cassatie. In die vraag werd het onderscheid aan de kaak gesteld tussen de regeling tot herroeping van probatie-uitstel enerzijds en de sanctionering bij niet-uitvoering van een autonome probatiestraf anderzijds.
Op zich lijkt dat niet verrassend, ware het niet dat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 8 november 2018 (nr. 153/2018) nog aangaf dat de door de politiediensten en de vervolgende instanties na te leven regels betreffende de bewijsvoering van de schuld van een persoon, in beginsel niet in het nadeel van die persoon mogen worden gewijzigd met terugwerkende kracht (overweging B.24.4).
Deze arresten hebben uiteraard grote gevolgen voor alle lopende zaken waarin Belgische onderzoeksgerechten (en ook buitenlandse gerechtelijke autoriteiten)...
Op 24 januari 2019 deed het EHRM uitspraak in de zaak Knox t. Italië. Dit arrest is een uitloper van de strafprocedure die in Italië tegen Amanda Knox werd...
Interessant aan het arrest is dat het EHRM de exceptie van de Servische overheid dat niet alle interne rechtsmiddelen werden uitgeput (art. 35 EVRM), verwerpt: het feit dat de verzoeker geen strafklacht heeft...
Om na te gaan of de grieven voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd, moet de appelrechter rekening houden met de wijze waarop de appellant in het verzoekschrift of grievenformulier de grieven heeft vermeld. Het Hof van Cassatie verduidelijkt dat de rechter bij die beoordeling niet overdreven soepel mag zijn omdat anders de bedoeling van de wetgever om ondoordachte hogere beroepen te vermijden niet kan worden bereikt, maar dat hij evenmin overdreven formalistisch mag zijn omdat anders het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter dreigt in...
Bij onze bespreking van dit arrest komen wij tot het besluit dat Belgische zaken waarin verklaringen van getuigen worden gebruikt die hiervoor voordelen hebben bekomen buiten de Belgische algemene spijtoptantenregeling om, tot heel wat discussie aanleiding lijken te kunnen geven in de toekomst.
Het Hof stelt in essentie vast dat de lidstaten weliswaar moeten zorgen voor een daadwerkelijke bestrijding van inbreuken op de btw-wetgeving, maar dat dit niet verhindert dat onrechtmatig verkregen bewijs wordt uitgesloten, ook al is dat het enige bewijs op grond waarvan de verdachte kan worden veroordeeld.