Geen beperking voor opschorting en uitstel bij drugfeiten maar wel bij druggerelateerde feiten: niet ongrondwettig
6 DECEMBER 2018
In een arrest van 6 december 2018 (nr. 176/2018) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de vraag of het feit dat de Probatiewet alleen de beklaagde die vervolgd wordt wegens een overtreding van de Drugswet toelaat het voordeel te genieten van opschorting en uitstel van de uitspraak, zelfs indien hij niet voldoet aan de bij de artikelen 3 en 8 van die wet gestelde voorwaarden met betrekking tot de vroegere veroordelingen, terwijl die gunst wordt geweigerd aan de beklaagde die andere misdrijven heeft gepleegd met het oog op zijn eigen drugsgebruik.
Concreet: een beklaagde die vervolgd wordt wegens bezit van verdovende middelen kan nog steeds opschorting of uitstel genieten, zelfs als hij daarvoor in principe niet meer in aanmerking komt omwille van eerdere veroordelingen. Daarmee heeft de wetgever de wil geuit om de drugsgebruiker en drugsverslaafde veeleer te helpen dan te bestraffen.
Als een beklaagde echter vervolgd wordt voor een andere misdrijf (en zonder dat hij samen daarmee vervolgd wordt voor een drugsmisdrijf), bv. een diefstal, dan is deze gunstigere toepassing van de Probatiewet niet van toepassing, zelfs niets als de feiten gepleegd werden in het kader van een drugsverslaving.
Het Grondwettelijk Hof ziet hierin geen schending van het gelijkheidsbeginsel (overweging B.9.1).