Laattijdig geraadpleegde advocaat en uitstel: meestal nodig, maar niet altijd
9 NOVEMBER 2020
In een arrest van 3 november 2020 (P.20.0672.N) heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de vraag of de strafrechter een zaak moet uitstellen wanneer hem dat wordt gevraagd door een advocaat die nog maar pas werd geraadpleegd na opvolging van een vorige raadsman.
Meestal nodig
Het Hof stelt eerst en vooral vast dat de rechter er in beginsel toe gehouden de behandeling van een strafzaak uit te stellen indien dit noodzakelijk is om een door een beklaagde gekozen raadsman of een nieuw gekozen raadsman de gelegenheid te geven de verdediging voor te bereiden (randnr. 4 van het arrest). De regel dat een beklaagde en zijn raadsman over voldoende tijd en faciliteiten moeten kunnen beschikken voor de voorbereiding van de verdediging, geldt immers ook als een beklaagde een nieuwe raadsman kiest (randnr. 3). En op grond van artikel 6.3.c EVRM heeft de beklaagde recht op een raadsman naar zijn keuze.
Meestal heeft een wijziging van advocaat kort voor de behandeling van de zaak dus tot gevolg dat de zaak moet worden uitgesteld.
Maar niet altijd
Toch zal dat niet altijd verplicht zijn. Het Hof van Cassatie preciseert dat een beklaagde geen absoluut recht op uitstel heeft als hij een raadsman kiest of een eerder gekozen raadsman vervangt (randnr. 5). En het Hof voegt eraan toe dat van een beklaagde, die kennis heeft van de datum waarop de strafzaak zal worden behandeld, mag worden verwacht dat hijzelf tijdig de nodige initiatieven neemt opdat zijn raadsman of nieuw gekozen raadsman zijn verdediging kan voorbereiden. Hij is immers mee verantwoordelijk voor het kunnen uitoefenen van zijn rechten, zo stelt het Hof.
Het Hof verduidelijkt verder dat de beslissing om wel of niet uitstel te verlenen, mag gesteund zijn op:
- het gegeven dat de beklaagde reeds geruime tijd kennis had van de datum van de behandeling van de zaak
- hij in het verleden reeds werd bijgestaan door raadslieden
- en hij de keuze voor een raadsman of een nieuwe raadsman slechts heeft gedaan kort voor de reeds gekende datum van behandeling van de zaak en derhalve zelf verantwoordelijk is voor de beperkte termijn waarover zijn raadsman of nieuw gekozen raadsman beschikt voor de voorbereiding van de verdediging.
Als een verzoek tot uitstel op die grond wordt afgewezen, is niet vereist dat de rechter uitdrukkelijk vaststelt dat de keuze voor een raadsman of een nieuwe raadsman dilatoir is of procesmisbruik uitmaakt (randnr. 6).
In de zaak die aanleiding gaf tot het arrest bijvoorbeeld, ging het al om de derde raadsman die de beklaagde had ingeschakeld. De tweede raadsman had in graad van beroep nog geconcludeerd binnen de vooropgestelde conclusietermijnen. Het is pas kort voor de pleitzitting, dat de tweede raadsman dan werd vervangen voor de derde. De beklaagde werd daarvoor ook al bijgestaan door zijn eerste raadsman tijdens het gerechtelijk onderzoek en tijdens de procedure in eerste aanleg. Op grond van die vaststellingen, konden de appelrechters wettig beslissen dat er voldoende tijd en faciliteiten is geweest voor de voorbereiding van de verdediging. Uitstel van de pleitzitting was dus niet nodig.
De vrije keuze van een raadsman mag dus geen vrijgeleide zijn voor wispelturigheid …