Materiële vaststellingen in een PV met bijzondere bewijswaarde zijn niet helemaal onaantastbaar
9 OKTOBER 2020
Wanneer een proces-verbaal bijzondere bewijswaarde heeft, dan moet de rechter de materiële vaststellingen die door de verbalisanten persoonlijk binnen de perken van hun bevoegdheid zijn verricht, voor waar aannemen, tot bewijs van het tegendeel (zie bijv. Cass. 24 januari 2007, P.06.1195.F).
In een arrest van 6 oktober 2020 (P.20.0477.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie evenwel dat de rechter ook bij processen-verbaal met bijzondere bewijswaarde kan oordelen dat een bepaalde vermelding erin van de politie een verschrijving inhoudt (randnr. 2 van het arrest). Een dergelijke materiële vergissing kan door de rechter verbeterd worden.
In de zaak die aanleiding gaf tot dit arrest, was in het proces-verbaal (met bijzondere bewijswaarde) te lezen dat de uiteindelijke beklaagde de Nederlandse taal niet machtig was. De appelrechters stelden echter vast dat dit niet juist kon zijn, omdat uit de bijkomende vaststellingen en inlichtingen van de verbalisanten bleek dat zij met de betrokkene hebben gesproken en uit niets bleek dat de conversatie niet probleemloos in het Nederlands werd gevoerd. Ook stelden de appelrechters vast dat de beklaagde een antwoordformulier in het Nederlands aan de politie heeft toegestuurd en bovendien het Nederlands koos voor de rechtspleging. Verder werd de beklaagde trouwens ter terechtzitting gehoord in het Nederlands.
De appelrechters konden dus wettig oordelen dat de (materiële) vaststelling dat de uiteindelijke beklaagde het Nederlands niet machtig was, een manifeste verschrijving betrof.
Iedereen kan zich verschrijven, dus ook verbalisanten die een proces-verbaal met bijzondere bewijswaarde opstellen.