Criminis. Uw licht in het strafrecht. meer snelnieuws

Criminis. Uw licht in het strafrecht. meer snelnieuws

Kobiashvili t. Georgië: over politionele informatie en onbetrouwbaar bewijs

14 MAART 2019

De feiten

De zaak Kobiashvili t. Georgië (arrest van 14 maart 2019) begint op 4 juli 2004, wanneer de korpschef van de ‘district police department’ in Tbilisi een dringende opdracht geeft om Kobiashvili te fouilleren. De man zou namelijk in het bezit zijn van verdovende middelen die in beslag moeten worden genomen. Deze opdracht werd schriftelijk gegeven op een standaardformulier waarop de naam van de verzoeker met de hand werd ingevuld.

Bij uitvoering van deze opdracht zou gebleken zijn dat Kobiashvili inderdaad in het bezit was van 0,059 gram heroïne. Het dossier bevat ook twee verklaringen van getuigen die door de politie op straat zouden zijn aangesproken om de arrestatie van Kobiashvili bij te wonen. Volgens hun verklaring werden de drugs inderdaad aangetroffen in de achterzak tijdens het fouilleren.

Voor de rechter voert Kobiashvili aan dat hij helemaal niet werd gefouilleerd en ook geen drugs bij zich had. Naar zijn zeggen werd hij gearresteerd en kreeg hij vervolgens in het politiebureau drugs toegediend onder dwang, waarna hij aan een toxicologisch onderzoek werd onderworpen. Een van de getuigen (U.K.) wordt door de rechtbank gehoord (de andere weigert te verschijnen) en verklaart dat hij niet aanwezig was tijdens het fouilleren en dat hij onder druk werd gezet door de politie om een verklaring te ondertekenen die hij niet gelezen heeft. Ook de beide politieambtenaren die overgingen tot de uitvoering van de opdracht, worden door de rechter gehoord. Zij verklaren dat de opdracht gebaseerd werd op politionele informatie. Zij houden ook vol dat er wel degelijk twee getuigen waren tijdens het fouilleren. Ten slotte worden ook twee vrienden van Kobiashvili verhoord als getuige. Zij waren aanwezig bij de arrestatie en verklaren dat Kobiashvili meegenomen zonder te zijn gefouilleerd.

Uiteindelijk wordt Kobiashvili veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Zijn schuldigverklaring werd gemotiveerd door verwijzing naar de verklaringen van de twee politieambtenaren en de aangetroffen drugs. Deze veroordeling hield stand in graad van beroep en het cassatieberoep van Kobiashvili werd onontvankelijk verklaard.

Beslissing van het EHRM

Voor het EHRM voert de verzoeker onder meer een schending van het recht op een eerlijk proces aan omdat het belangrijkste bewijs op basis waarvan hij werd veroordeeld (de drugs) door de politie was ‘geplaatst’ (‘planted evidence’) en het overige bewijs onbetrouwbaar en partijdig was.

Het EHRM onderzoekt bij de beoordeling van deze klacht drie aspecten (randnummers 59-72 van het arrest):

  1. de manier waarop het bewijs werd verkregen
  2. de mogelijkheden voor de verzoeker om de authenticiteit van het bewijs aan te vechten en om zich tegen het gebruik ervan te verzetten
  3. het overige bewijs in de zaak

Wat het eerste betreft, stelt het Hof zich vragen bij het feit dat de beslissing om te fouilleren werd gebaseerd op politionele informatie, zonder dat enige verduidelijking volgt over de precieze aard of inhoud van die informatie. Daardoor bleven de omstandigheden die hebben geleid tot het onderzoek van Kobiashvili ongekend (randnummer 61). Het Hof leidt hieruit verder in het arrest af dat alhoewel de interne rechter de fouillering wettig heeft bevonden, hij eigenlijk helemaal niet in staat was om het bestaan van wettige verdenking (‘reasonable suspicion’) te beoordelen (randnummer 68), terwijl een dergelijke verdenking naar Georgisch recht nochtans wel nodig is om een fouillering zonder rechterlijk bevel te kunnen laten doorgaan.

Ook stelt het Hof vast dat de omstandigheden van de zaak aanleiding geven tot twijfel over wat zich werkelijk heeft voorgedaan. Het Hof besluit dus, wat het eerste aspect betreft, dat de betrouwbaarheid en de accuraatheid van het bewijs in vraag moet worden gesteld (randnummer 65).

Met betrekking tot het tweede aspect, stelt het Hof vast dat de mogelijkheden voor de verzoeker te beperkt waren (randnummer 71). Voor die vaststelling wordt niet enkel gesteund op het gebrek aan gegevens over de politionele informatie, maar ook op het feit dat de nationale rechter te weinig rekening heeft gehouden met de verschillende verklaringen en de mogelijkheid dat er sprake is geweest van politionele druk ten aanzien van de getuigen.

Wat het derde aspect betreft, stelt het Hof vast dat er verder geen sprake was van sterk bewijs om de schuldigverklaring van de verzoeker te schragen (randnummer 72).

Het Hof komt dan ook tot het besluit dat het recht op een eerlijk proces is miskend.

Deel dit bericht

Met Criminis snelnieuws proberen we u zo snel mogelijk in kort bestek op de hoogte te brengen van nieuwe evoluties in het strafrecht. Hebt u weet van een belangrijke uitspraak?