Kamer van inbeschuldigingstelling dan toch bevoegd bij voorrecht van rechtsmacht
28 FEBRUARI 2019
Op 6 december 2018 richtte de kamer van inbeschuldigingstelling te Gent een vraag tot uitlegging aan het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de procedure van voorrecht van rechtsmacht (zie daarover uitgebreid ons focus artikel van 12 december 2018).
Over die vraag werd uitspraak gedaan bij arrest van 28 februari 2019 (nr. 31/2019). Volgens het Grondwettelijk Hof is het zo dat, “in afwachting van een optreden van de wetgever, de kamer van inbeschuldigingstelling zich bevoegd moet verklaren om, bij het afsluiten van het gerechtelijk onderzoek lastens de in artikel 479 van het Wetboek van strafvordering vermelde magistraten – andere dan die bedoeld in artikel 481 – en de daders van een samenhangend misdrijf, de rechtspleging te regelen en daarbij de toereikendheid van de bezwaren en de regelmatigheid van de rechtspleging te beoordelen overeenkomstig de gemeenrechtelijke regels van de strafrechtspleging”.
Dit betekent dus dat een gerechtelijk onderzoek dat werd gevoerd lastens lagere magistraten, aanleiding moet geven tot een regeling der rechtspleging waarover beslist moet worden door de kamer van inbeschuldigingstelling.