smartphone
smartphone

Kan een verdachte gedwongen worden een smartphone of pc te ontgrendelen?

5 OKTOBER 2017

Deze week in HUMO: VRT-journalist Bart Aerts over de huiszoeking waarbij zijn iPhone in beslag werd genomen: “Ze hebben mij in Brugge gevraagd om mijn toegangscode en pincode op een papiertje te schrijven. Uiteindelijk heb ik mijn toegangscode gegeven. Ik was murw, ik had al die tijd niets gegeten. Ik dacht: ‘anders blijft het hier maar duren’. (…) Het gebeurde onder lichte dwang. Ze zeiden dat een team van specialisten er hoe dan ook in zou slagen mijn iPhone uit te lezen.”

Hoe zit het nu eigenlijk met het uitlezen van smartphones en andere digitale apparaten in strafzaken en vooral: kan een verdachte verplicht worden om het toestel te ontgrendelen of de code te geven?

Een massale bron van informatie

De hoeveelheid gegevens die vandaag de dag op een smartphone worden opgeslagen, is enorm. Het gaat daarbij uiteraard al lang niet meer enkel over de traditionele telefoniegegevens (zoals het tijdstip en de duur van een gesprek of de inhoud van tekstberichten). Bij zowat iedereen biedt de smartphone ook toegang tot e-mails, surfgedrag, foto’s en zelfs bezochte locaties. Ook het opslaan van medische gegevens (hartslag, calorieverbruik, …) vindt meer en meer toepassing. En dan zijn er uiteraard nog talloze apps waarin allerhande gegevens kunnen worden bewaard.

Het spreekt dus voor zich dat de inhoud van een smartphone of andere toestellen (bijv. een smartwatch of een tablet, maar evenzeer een laptop of desktop) voor opsporinsinstanties een bijzonder belangrijke bron van informatie kan opleveren. Daar staat ook tegenover dat de inbreuk op de privacy die met het doorzoeken van een smartphone gepaard gaat, immens kan zijn.

Face ID, Touch ID, passcode

Uiteraard kunnen deze toestellen wel in beslag worden genomen in het kader van een strafonderzoek, maar dat betekent nog niet noodzakelijk dat de onderzoekers daarmee ook kennis kunnen nemen van de inhoud ervan. De meeste toestellen zijn immers vergrendeld en kunnen maar worden ontgrendeld door het ingeven van een wachtwoord of door gebruik te maken van biometrie. Het gebruik van vingerafdrukken is intussen al ingeburgerd sedert de invoering van Touch ID. Recent werd ook Face ID aangekondigd, waarbij het zal volstaan dat de gebruiker een iPhone aankijkt om die te ontgrendelen.

Alhoewel de inhoud van een smartphone erg regelmatig wordt gebruikt in strafzaken, is het opvallend dat daarbij zelden de vraag aan bod komt of een verdachte eigenlijk wel kan gedwongen worden om de onderzoekers toegang te verschaffen tot zijn smartphone (of eender welk ander toestel). Het antwoord op die vraag is echter niet zo voor de hand liggend.

Er moet op gewezen worden dat onderzoekers in elk geval de inhoud van een of ander in beslag genomen toestel mogen raadplegen wanneer zij dat kunnen doen. Is het toestel niet beveiligd met een wachtwoord of toegangssysteem, dan belet niets de onderzoekers het toestel te onderzoeken of de inhoud ervan te kopiëren. Is er wel sprake van beveiliging, dan kunnen de onderzoekers sedert de wet digitaal speurwerk van 25 december 2016 trachten de beveiliging op te heffen, bijv. door het gebruik van decryptiesoftware of zelfs malware.

Hacking door de politie

Alvorens die vraag te beantwoorden, moet erop gewezen worden dat onderzoekers in elk geval de inhoud van een of ander in beslag genomen toestel mogen raadplegen wanneer zij dat kunnen doen. Is het toestel niet beveiligd met een wachtwoord of toegangssysteem, dan belet niets de onderzoekers het toestel te onderzoeken of de inhoud ervan te kopiëren. Is er wel sprake van beveiliging, dan kunnen de onderzoekers sedert de wet digitaal speurwerk van 25 december 2016 trachten de beveiliging op te heffen, bijv. door het gebruik van decryptiesoftware of zelfs malware (art. 39bis, §5 Wetboek van Strafvordering).

Meer nog, men kan zelfs trachten vanop afstand heimelijk toegang te verkrijgen tot een computersysteem (bijv. een smartphone) door middel van hacking. Op die manier kan niet alleen de inhoud van dat systeem worden geraadpleegd, maar kan men ook in real time volgen wat er op het toestel gebeurt (art. 90ter en volgende Wetboek van Strafvordering). De ultieme observatie dus: niet enkel afluisteren, maar meteen ook locatiegegevens bekomen en allerhande andere gegevens.

Verplichte medewerking van de verdachte?

Terug naar de hoger gestelde vraag. Is er geen sprake van een heimelijke hacking, maar van een eenvoudige inbeslagname van een toestel dat vergrendeld is, dan zijn er voor de onderzoekers twee opties. Ofwel slagen zij er zelf in om toegang te verkrijgen tot het toestel, ofwel vragen zij de verdachte het toestel te ontgrendelen of het wachtwoord of de code op te geven.

De eerste optie is niet zo voor de hand liggend. Een degelijk aangemaakte code is heden ten dage immers niet eenvoudig te kraken. De tweede optie levert geen probleem op als de verdachte vrijwillig instemt, maar wat als hij weigert?

Een pasklaar antwoord op die vraag biedt de wet niet.

Art. 88quater, §2 van het Wetboek van Strafvordering voorziet wel in de mogelijkheid om bepaalde personen te verplichten om mee te werken aan een zoeking in een informaticasysteem door zelf het systeem te bedienen. De weigering dat te doen, is strafbaar. Een dergelijk bevel kan echter niet worden gegeven aan de verdachte of zijn familieleden (namelijk de bloedverwanten in de opgaande of de nederdalende lijn, de broers en zussen of aanverwanten in dezelfde graad, en de vrouw of man, zelfs na echtscheiding).

Daarnaast voorziet art. 88quater, §1 van het Wetboek van Strafvordering in een medewerkingsverplichting voor eenieder die een bijzondere kennis heeft van het te onderzoeken systeem (bijv. softwarespecialisten of beveiligingsexperten). Met betrekking tot die verplichting is niet uitdrukkelijk vermeld dat het bevel niet aan de verdachte of zijn familie kan worden gegeven. Het hof van beroep te Gent besliste alvast dat deze bepaling niet zo kan worden gelezen dat de verdachte kan worden gestraft als hij weigert zijn logingegevens op te geven (Gent 23 juni 2015, NJW 2016, 134 en T.Strafr. 2016, 239).

Nemo tenetur en zwijgrecht

Dat het moeilijk ligt een verdachte te verplichten om zijn logingegevens prijs te geven, heeft te maken met het beginsel nemo tenetur. Dat houdt in dat de overheid niemand kan dwingen zichzelf te incrimineren. Het beginsel is ruimer dan het loutere recht om te zwijgen, maar houdt daarmee wel verband. Deze principes behoren tot de internationaal erkende standaarden die de kern uitmaken van het recht op een eerlijk proces. Ze dragen ertoe bij dat een verdachte beschermd wordt tegen fysieke of psychische druk om mee te werken aan de bewijsvoering en zetten er de overheid toe aan om de schuld van de verdachte te bewijzen zonder zich te beroepen op middelen die ingaan tegen de vrije wil van de verdachte. Verder is er ook een verband met het vermoeden van onschuld en het feit dat de bewijslast op de schouders van de overheid rust. De overheid mag die bewijslast niet omdraaien door de verdachte te verplichten tot medewerking.

Of de verplichting tot medewerking de vrije wil aantast, blijkt voor het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) belangrijk te zijn. Daarom is verboden om een verdachte te dwingen een verklaring af te leggen (zie bijv. EHRM 21 december 2000, Heany & McGuiness t. Ierland). Wat wel kan, is het toepassen van dwang om bewijs te verzamelen dat bestaat onafhankelijk van de vrije wil van de verdachte. Hij kan dus gedwongen worden iets te doen voor zover dat niet leidt tot een onmenselijke of vernederende behandeling of tot een aantasting van de fysieke of psychische integriteit en voor zover het geen dwang betreft om te spreken. Men kan een verdachte dus dwingen om bloed of speeksel af te staan of een urinetest of een stemtest te ondergaan, maar men mag hem bijv. geen braakmiddel toedienen om zijn maaginhoud te kunnen controleren (EHRM 11 juli 2006, Jalloh t. Duitsland). Bij die beoordeling komt wel wat casuïstiek te pas. Het EHRM zal namelijk nagaan of het gebruik van dwang niet heeft geleid tot een al te grote aantasting (of zelfs uitholling) van het zwijgrecht en van het recht om niet te worden gedwongen mee te werken aan de eigen veroordeling. Daarbij worden verschillende factoren in rekening gebracht: de aard en de intensiteit van de gebruikte dwang, het bestaan van procedurele waarborgen die gepaard gaan met de dwanguitoefening en het gebruik van het aldus bekomen bewijs in de strafzaak (bijv. EHRM 29 juni 2007, O’Halloran & Francis t. het Verenigd Koninkrijk).

Toepassing op computersystemen?

Alhoewel er nog geen rechtspraak is van het EHRM waarbij deze principes worden toegepast op de verplichting tot ontgrendeling van computersystemen, lijken de volgende uitgangspunten waarschijnlijk wanneer voortgebouwd wordt op de bestaande rechtspraak:

  • De verplichting om een wachtwoord op te geven, komt feitelijk neer op de verplichting om een verklaring af te leggen. Dat is dus verboden want in strijd met het zwijgrecht.
  • De verplichting om zelf het wachtwoord in te geven in het computersysteem, komt neer op dwang tot het stellen van een handeling die afhankelijk is van de vrije wil. Het wachtwoord is namelijk enkel gekend in de geest van de verdachte en bestaat niet los van zijn vrije wil. Deze verplichting is dus wellicht verboden want in strijd met het beginsel nemo tenetur.
  • De dwang gebruikt om een computersysteem te ontgrendelen via biometrie (bijv. door de vinger van de verdachte onder dwang op het toestel te plaatsen) lijkt mogelijk omdat de biometrische gegevens los staan van de vrije wil van de verdachte. Deze categorie kan wel de meeste problemen opleveren. Wat bijv. met Face ID? Kan de verdachte gedwongen worden de ogen open te houden of is ook dat afhankelijk van de vrije wil?

Een en ander toont wel aan dat een benadering van het zwijgrecht en het beginsel nemo teneturwaarbij vooral het criterium van de vrije wil centraal staat, niet eenvoudig toe te passen is in een digitale leefwereld.

Wellicht vereist een logische oplossing dat teruggegrepen wordt naar wat met het beginsel nemo tenetur en het zwijgrecht in wezen beoogd wordt, namelijk het verhinderen dat de verdachte moet prijsgeven wat hij weet om op die manier het onderzoek vooruit te helpen. Niet zozeer het verhinderen dat de verdachte gedwongen wordt om iets te doen. Maar ook wat dat betreft is de grens soms dun. Men kan een verdachte bijv. niet verplichten om uit een grote stapel documenten die documenten te filteren die voor hem belastend zijn. De onderzoekers kunnen de stapel wel zelf onderzoeken, maar kunnen de verdachte dus niet dwingen een selectie te maken (voor zover dat al slim zou zijn). Net zomin kan men een verdachte dwingen om bijv. de zwarte boekhouding waarvan men weet dat die ergens in een pc verborgen zit, bloot te leggen. Het verbod tot gedwongen zelfincriminatie gaat dus wel degelijk verder dan het verbod op afgedwongen verklaringen.

Maar wat als wat de verdachte weet eigenlijk niets meer is dan een sleutel tot allerhande informatie die er is (in de vorm van bestanden zoals gescande documenten, foto’s, notities, een digitaal dagboek, …)? In de werkelijke wereld kan dergelijke informatie perfect in beslag genomen worden. Bestaat diezelfde informatie slechts virtueel of digitaal, dan is het heel wat makkelijker voor een verdachte om die informatie voor de onderzoekers verborgen te houden.

Maar wat als wat de verdachte weet eigenlijk niets meer is dan een sleutel tot allerhande informatie die er is (in de vorm van bestanden zoals gescande documenten, foto’s, notities, een digitaal dagboek, …)? In de werkelijke wereld kan dergelijke informatie perfect in beslag genomen worden. Bestaat diezelfde informatie slechts virtueel of digitaal, dan is het heel wat makkelijker voor een verdachte om die informatie voor de onderzoekers verborgen te houden. Men zou zich dus kunnen afvragen of dat nog wel strookt met de doelstellingen van het beginsel nemo tenetur en het zwijgrecht.

Toch lijkt ons die vaststelling niet van aard om af te wijken van het uitgangspunt dat een verdachte niet kan gedwongen worden iets te zeggen (of te schrijven), zoals een passcode of een wachtwoord. Er zijn namelijk ook heel wat praktische bezwaren tegen een dergelijke verplichting. Zo zal een verdachte die gedwongen wordt een wachtwoord op te geven, heel dikwijls verklaren dat niet meer te kennen. Of hij zal een verkeerd wachtwoord opgeven, of verbaasd zijn wanneer het nochtans juiste wachtwoord ‘niet meer werkt’. Of hij zal gewoonweg ontkennen dat het een toestel is dat door hem wordt gebruikt. Er ontstaan dan heel wat discussies over de vraag of de verdachte al dan niet geloofwaardig is in zijn stelling. Een andere kwestie is hoe de weigering om mee te werken dan wel bestraft moet worden. De neiging om niet mee te werken, zal immers afhangen van de straf die men riskeert als men dat wel doet. En die is uiteraard niet altijd dezelfde. En ten slotte: het dwingen van een verdachte om iets te zeggen, ook al is het maar een ‘sleutel’ tot hard bewijs, komt hoe men het ook draait of keert, neer op het verplicht moeten prijsgeven van iets wat enkel bestaat in gedachten. Dat is een grens die niet kan overschreden worden. Stel dat de wetenschap ooit in staat zou zijn om gedachten te lezen of een waarheidsserum te ontwikkelen dat 100% betrouwbaar is, dan nog zouden die technieken niet kunnen worden gebruikt in strafzaken. Omdat ze de kern van het zwijgrecht aantasten en in strijd zijn met de menselijke waardigheid.

Wat dus wel kan, zoals hoger al beschreven, is het gebruik van dwang om een toestel te ontgrendelen via biometrie. Al kan dat op zich wel tot twistpunten aanleiding geven, zoals bij Face ID. Of stel dat er zoiets komt als Voice ID: kan de verdachte dan gedwongen worden iets te zeggen, bijv. “Hey Siri, hier ben ik”?

Maar ook het onderscheid tussen dwang tot zeggen of doen, leidt echter tot enigszins onlogische gevolgen. Zo is een verdachte die geen gebruik maakt van biometrie maar enkel van een klassiek wachtwoord of van een klassieke passcode, beter beschermd dan de verdachte die dat wel doet …

Maar ook het onderscheid tussen dwang tot zeggen of doen, leidt echter tot enigszins onlogische gevolgen. Zo is een verdachte die geen gebruik maakt van biometrie maar enkel van een klassiek wachtwoord of van een klassieke passcode, beter beschermd dan de verdachte die dat wel doet …

Loyauteit van de bewijsgaring

Op basis van het voorgaande, zou men kunnen oordelen dat de verdachte die gebruik maakt van encryptie of een passcode best wel goed beschermd is. In de praktijk is dat misschien fictie en dat niet enkel omdat biometrische toegangscodes soms manipuleerbaar zijn. Kunnen onderzoekers namelijk niet op een heimelijke manier proberen een wachtwoord of een passcode te achterhalen? Bijv. door het installeren van keyloggers of simpelweg door het observeren van een verdachte, desnoods met technische hulpmiddelen? Of door het installeren van camera’s in een woning via een inkijkoperatie? Niets lijkt dat inderdaad in de weg te staan, voor zover uiteraard wel aan de voorwaarden voldaan is om deze onderzoekstechnieken aan te wenden.

Ook de verplichting om te waken over de loyauteit van de bewijsgaring (art. 28bis, §3 en art. 56, §1 van het Wetboek van Strafvordering) verzet zich er niet tegen dat men heimelijk een wachtwoord of passcode achterhaalt. Er is namelijk niets deloyaals aan het op een wettelijke manier aanwenden van een onderzoekshandeling om een sleutel te vinden of te achterhalen. In de werkelijke wereld kan men een sleutel van een kluis vinden bij een huiszoeking, in de digitale wereld door observatie of hacking. Van deloyale bewijsgaring zou maar sprake kunnen zijn als men door list bekomt dat de verdachte het wachtwoord zegt terwijl hij eerder heeft verklaard dat niet te willen doen (zie naar analogie EHRM 5 november 2002, Allan t. het Verenigd Koninkrijk).

Dat leidt wel tot een paradox: aangezien de verdachte niet kan gedwongen worden een wachtwoord op te geven ter bescherming van zijn zwijgrecht, zullen onderzoekers technieken aanwenden die een verregaande inbreuk op het privé-leven van de verdachte (en mogelijks van derden, bijv. degene die samenwonen met de verdachte) met zich brengen om hetzelfde resultaat te bereiken (namelijk het achterhalen van het wachtwoord).

Wat doet men in het buitenland?

Uiteraard is België niet het enige land waar de vraag naar gedwongen ontgrendeling zich stelt. Het is dan ook interessant even over de grenzen heen te kijken.

In de Verenigde Staten is er nog geen uniforme oplossing. Zo werd er al geoordeeld dat het privilege against self-incrimination zich ertegen verzet om een verdachte te verplichten de passcode van zijn iPhone op te geven, maar ook het tegenovergestelde standpunt werd al ingenomen. Wat wel al duidelijk is gebleken, is dat dwang om een iPhone te ontgrendelen via Touch ID wel kan.

In Nederland lijkt nog geen rechtspraak te bestaan over de vraag of de politie dwang kan gebruiken bij Touch ID. Er is wel eensgezindheid over het feit dat een verdachte niet kan gedwongen worden een wachtwoord of passcode op te geven. Een wetsvoorstel om dat wel mogelijk te maken, werd na felle kritiek geschrapt.

In Noorwegen werd door het Hooggerechtshof op 30 augustus 2016 geoordeeld dat een verdachte niet kan worden gedwongen om een passcode of wachtwoord op te geven, maar ook niet om mee te werken aan het ontgrendelen van een toestel via biometrie zoals Touch ID. Recent werd echter een wet aangenomen die dat laatste nu wel mogelijk maakt.

Er zijn echter ook enkele landen waar een verdachte onder bepaalde voorwaarden wel kan worden verplicht om een wachtwoord of een passcode op te geven. De weigering daaraan mee te werken, wordt dan strafbaar gesteld. Dat is bijv. zo in het Verenigd Koninkrijkop grond van sectie 49 e.v. van de Regulation of Investigatory Powers Act 2000. Daarvan werd echter tot heden nog maar sporadisch gebruik gemaakt, wat ook verklaart dat er nog geen beslissing is van het EHRM over deze problematiek.

Deel dit bericht

Verwante berichten

Bij een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf mag maar moet geen rekening worden gehouden met veroordelingen in een ander Europees land Wanneer de rechter vaststelt dat er sprake is van een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf, moet hij toepassing maken van de bestraffingsmildering voorzien in artikel 65, tweede lid van het Strafwetboek. Die regel is echter niet van toepassing wanneer de eerdere feiten bestraft werden in een andere lidstaat van de Europese Unie. In een arrest van 16 januari 2020 heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat die situatie niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, onder die interpretatie dat de rechter de veroordelingen in een andere lidstaat van de Europese Unie wel op een andere wijze in aanmerking kan nemen. lees meer Spreekrecht voor slachtoffers over straftoemeting? In een arrest van 10 september 2024 heeft het Hof van Cassatie gepreciseerd dat de rechter ter verantwoording voor de keuze en de maat van de uitgesproken straffen mede mag verwijzen naar de veronderstelde verwachtingen van slachtoffers en hun familie op het vlak van bestraffing. Dit arrest geeft aanleiding om even stil te staan bij de rol van het slachtoffer in het strafproces. lees meer Stafrecht geannoteerd 2021 Deze nieuwe editie van de wetboeken strafrecht van Die Keure is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2021 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. Aan het wetboek werd gewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer Aangehoudene wiens overlevering n.a.v. een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgesteld, moet niet noodzakelijk gedetineerd blijven In een arrest van 28 mei 2019 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat artikel 20, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel het gelijkheidsbeginsel schendt "in zoverre het aan de personen die krachtens een uitvoerbaar verklaard Europees aanhoudingsbevel in hechtenis worden gehouden en wier overlevering aan de uitvaardigende Staat wordt uitgesteld met toepassing van artikel 24 van de wet van 19 december 2003, opdat in België vervolging kan worden ingesteld wegens een ander feit dan dat waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, niet de mogelijkheid biedt om te verzoeken om hun voorwaardelijke invrijheidstelling of om hun invrijheidstelling tegen borgstelling, noch om... lees meer Potpourri II: een overzicht van de belangrijkste wijzigingen op vlak van strafprocesrecht De potpourri II-wet omvatte heel wat wijzigingen aan het materieel en formeel strafrecht en sommige daarvan zijn erg ingrijpend. In een bijdrage van de hand van Joachim Meese die verschenen is in aflevering 40 van jaargang 79 van het Rechtskundig Weekblad wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste wijzigingen op vlak van strafprocesrecht. lees meer Hof van Cassatie bevestigt onmiddellijke werking soepelere procedurewet In een arrest van 5 februari 2019 (P.18.0793.N) heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat een soepelere procedurewet onmiddellijk van toepassing is op alle hangende zaken.

Op zich lijkt dat niet verrassend, ware het niet dat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 8 november 2018 (nr. 153/2018) nog aangaf dat de door de politiediensten en de vervolgende instanties na te leven regels betreffende de bewijsvoering van de schuld van een persoon, in beginsel niet in het nadeel van die persoon mogen worden gewijzigd met terugwerkende kracht (overweging B.24.4).
lees meer
Justitie werkt voortaan samen met betrouwbare criminelen In aflevering 7 van het Rechtskundig Weekblad jaargang 82 verscheen een kritische kijk op twee wetten van 22 juli 2018 die op 7 augustus 2018 in het Staatsblad werden gepubliceerd. Sedert de inwerkingtreding van deze wetten op 17 augustus 2018 is het mogelijk om burgers te laten infiltreren in criminele organisaties (burgerinfiltratie) en om aan criminelen die een andere crimineel aan de galg te praten, toezeggingen te doen op vlak van straf voor de feiten die zij zelf hebben gepleegd (spijtoptanten, ook wel pentiti genoemd). lees meer Gjini t. Servië: geweld tussen gedetineerden vereist ook zonder strafklacht grondig onderzoek In een arrest van vandaag deed het EHRM uitspraak in een zaak waarin de verzoeker, een Kroatische onderdaan, ernstig fysiek en mentaal werd mishandeld in een Servische gevangenis door Servische medegedetineerden (zie het overzicht van de feiten in de randnes. 11-22 van het arrest). Deze mishandeling stopte pas nadat de advocaat van de verzoeker om een overplaatsing had verzocht nadat hij had gezien dat er duidelijk iets aan zijn cliënt schortte, ook al wou hijzelf daarover niets kwijt.

Interessant aan het arrest is dat het EHRM de exceptie van de Servische overheid dat niet alle interne rechtsmiddelen werden uitgeput (art. 35 EVRM), verwerpt: het feit dat de verzoeker geen strafklacht heeft...
lees meer
Grondwettelijk Hof verfijnt strafrechtelijk gezag van gewijsde voor de burgerlijke rechter In een Valentijnsarrest van 14 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof verduidelijkt dat het strafrechtelijk gezag van gewijsde zich er niet tegen verzet dat een definitief veroordeelde beklaagde die vervolgens is opgeroepen voor de burgerlijke rechter, in dat burgerlijk proces meegeniet van het bewijs van zijn onschuld dat geleverd wordt door een andere partij die niet bij het strafproces was betrokken. lees meer Actieve informatieplicht inzake terrorisme voor personeelsleden OCMW is ongrondwettig In een arrest van vandaag heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat de actieve informatieplicht inzake terrorisme, die in 2017 werd ingevoerd voor personeelsleden van (onder meer) een OCMW, strijdig is met het legaliteitsbeginsel. lees meer Wie zal dat betalen ...? De rechtsplegingsvergoeding ont(k)leed Dit boek biedt een volledig overzicht biedt van alle aspecten van de rechtsplegingsvergoeding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding in strafzaken. lees meer Een analyse van twee potpourri-ingrediënten Naar aanleiding van de studiecyclus die in 2017 werd georganiseerd door de Vlaamse Conferentie der balie van Gent verscheen het verslagboek met daarin bijdragen van alle sprekers. Het verslagboek bevat onder meer de bijdrage van Joachim Meese over twee aspecten van de zogenaamde potpourri II-wet. Een eerste deel betreft de regeling inzake conclusietermijnen in strafzaken. Een tweede deel handelt over het hoger beroep in strafzaken. lees meer Ēcis t. Letland: ernstig ongelijke strafuitvoering mannen en vrouwen schendt de artikelen 14 en 8 EVRM In de zaak Ēcis t. Letland heeft het EHRM zich op 10 januari 2019 uitgesproken over de vraag of een verschillende behandeling van mannen en vrouwen bij de strafuitvoering al dan niet een schending oplevert van het EVRM.

De verzoeker zat in de gevangenis tussen 2002 en 2015. In 2008 verzocht hij om de begrafenis van zijn vader te kunnen bijwonen, maar dit werd geweigerd bij gebrek aan wettelijke grondslag. De verzoeker zat namelijk in een ‘maximum-security’ gevangenis en kwam daardoor naar Lets recht niet in aanmerking voor de gevraagde gunst. Naar aanleiding daarvan beklaagde hij zich erover dat andere wettelijke regelingen gelden bij de strafuitvoering van mannen dan het geval...
lees meer
Hof van Cassatie stelt drie prejudiciële vragen over voorrecht van rechtsmacht In een zaak behandeld door ons kantoor heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 26 november 2019 (P.19.0811.N) drie prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof over het voorrecht van rechtsmacht. In de zaak die aanleiding gaf tot het arrest, was een medeverdachte rechtstreeks gedagvaard na een gerechtelijk onderzoek gevoerd door een raadsheer-onderzoeksrechter en nadat de strafvordering lastens de houder van het voorrecht van rechtsmacht was vervallen wegens het betalen van een minnelijke schikking. lees meer Deadline pilootarrest internering is verstreken Vandaag is het exact twee jaar geleden dat het pilootarrest W.D. tegen België van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) definitief is geworden. In dat arrest werd ons land veroordeeld voor de wijze waarop geïnterneerden worden behandeld in de Belgische gevangenissen. Er werd een termijn van twee jaar voorzien om orde op zaken te stellen en die termijn is nu dus voorbij.

Wij maken van de gelegenheid gebruik om de inhoud van het arrest W.D. nog even in herinnering te brengen, maar ook om stil te staan bij de figuur van het pilootarrest. En uiteraard kijken we ook even naar de huidige stand van zaken en het standpunt van het...
lees meer
Het bewijs in strafzaken Dit verslagboek van de XLIste postuniversitaire cyclus Willy Delva besteedt aandacht aan procesefficiëntie in zijn verschillende aspecten en dit zowel in het civiele, penale als het publiek procesrecht. Het boek bevat onder meer een bijdrage van Joachim Meese over het bewijs in strafzaken. Daarin bespreekt hij de bewijslast en de bewijsmiddelen, het onrechtmatig verkregen bewijs, de bewijswaardering en de bewijsstandaard. Vooral aan het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs wordt veel aandacht besteed. lees meer Beroepsverbod kan ook opgelegd worden aan een rechtspersoon Artikel 7bis Strafwetboek somt de straffen op die kunnen worden opgelegd aan een rechtspersoon.

Die opsomming is echter niet volledig, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 30 april 2019 (P.18.1265.N). Ook straffen die in bijzondere strafwetgeving zijn opgenomen, kunnen op rechtspersonen toepasselijk zijn en een voorbeeld daarvan is het beroepsverbod dat op basis van de wet beroepsuitoefeningsverbod kan worden opgelegd.
lees meer
{{title}} {{excerpt}} lees meer De herziening van gerechtelijke dwalingen vernieuwd Niets zo erg als een gerechtelijke dwaling. Een op een waar gebeurd verhaal gebaseerde serie zoals Making a murderer laat wellicht al niemand onberoerd, maar daarnaast zijn er ook af en toe berichten over (lang)gestraften wiens onschuld uiteindelijk moet worden vastgesteld, bijvoorbeeld op basis van dna-analyses op oude sporen. Het zou echter een illusie zijn te denken dat gerechtelijke dwalingen enkel een Amerikaans probleem vormen. Elke rechtstaat moet er immers rekening mee houden dat niemand onfeilbaar is, zodat ook een juridisch vastgestelde ‘waarheid’ feitelijk onjuist kan zijn.

In veel landen bestaat dan ook een speciale commissie die gelast wordt met het onderzoek naar klachten over gerechtelijke dwalingen. Voor het bestaan van...
lees meer
Openbaar ministerie mag advies verlenen bij loutere afhandeling burgerlijke belangen In een arrest van 29 september 2020 heeft het Hof van Cassatie verduidelijkt dat het openbaar minsterie bij de afhandeling van de burgerlijke belangen aanwezig mag zijn ter terechtzitting en er zijn advies over de beoordeling van de burgerlijke vordering kenbaar mag maken. lees meer Over nummerplaten, privacy en de verkeersboete Er is de voorbije week heel wat te doen geweest over de arresten van het Hof van Cassatie van 13 december 2016 aangaande de identificatie van de houder van een nummerplaat door de politie. Meteen hadden heel wat burgers vragen bij de rechtsgeldigheid van de verkeersboetes die in het verleden werden betaald of die nog te betalen vallen. lees meer Kamer van inbeschuldigingstelling dan toch bevoegd bij voorrecht van rechtsmacht Het Grondwettelijk Hof legt bij arrest van 28 februari 2019 een eerder arrest uit en beslist dat een gerechtelijk onderzoek gevoerd tegen lagere magistraten wel degelijk moet leiden tot een regeling der rechtspleging door de kamer van inbeschuldigingstelling. lees meer Het getuigenverhoor à décharge na het arrest Murtazaliyeva Op 26 februari 2019 verduidelijkte het Hof van Cassatie met welke elementen de strafrechter rekening moet houden bij zijn beslissing om een getuige à décharge al dan niet te horen.

In deze bijdrage gaan we wat dieper in op de vraag hoe over diezelfde vraag werd geoordeeld door de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het arrest Murtazaliyeva (EHRM 18 december 2018, Murtazaliyeva t. Rusland).

Terloops maken we ook even melding van een arrest van het EHRM van 7 maart 2019 in de zaak Abdullayev t. Azerbeidzjan.
lees meer
Uitlevering van EU-onderdanen na het arrest Denis Raugevicius Wat als een Unieburger verblijft in een ander EU-land dan het zijne en er een vraag tot uitlevering wordt gericht aan dat land? Rusland vraagt bv. de uitlevering aan België van een Nederlandse onderdaan die hier verblijft of permanent woont. Kan de uitlevering dan worden toegestaan, of moet het verbod van uitlevering van eigen onderdanen dan per analogie worden toegepast op de EU-onderdaan die gebruik maakt van zijn recht van vrij verkeer?

Over deze en andere vragen leest u meer in onze recente bijdrage naar aanleiding van het arrest Denis Raugevicius van het Hof van Justitie.
lees meer
Afschaffing onmiddellijk cassatieberoep inzake uithandengeving is ongrondwettig In een arrest van 25 oktober 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het feit dat geen onmiddellijk cassatieberoep kan worden ingesteld tegen de beslissing tot uithandengeving, niet verenigbaar is met de Grondwet.

Het concreet gevolg van dit arrest is dat artikel 420 van het Wetboek van Strafvordering voortaan geen hinderpaal meer kan vormen voor het op ontvankelijke wijze instellen van een onmiddellijk cassatieberoep tegen beslissingen tot uithandengeving.
lees meer
Weigering om getuige à décharge te horen vereist concrete motivering Over de verplichting van de vonnisrechter om getuigen à charge te horen wanneer de beklaagde daarom verzoekt, is het standpunt van de rechtspraak ondertussen genoegzaam bekend. Gaat het echter om een vraag tot het horen van een getuige à décharge, dan is de toestand iets anders.

Een arrest van 26 februari 2019 van het Hof van Cassatie (P.18.1028.N) brengt daarover nu verheldering.
lees meer
The use of illegally obtained evidence in criminal cases: a brief overview Nadat Joachim Meese in 2016 de Belgische rechtspraak in verband met het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs aan een kritische analyse heeft onderworpen in zijn bijdrage voor het verslagboek van de cyclus Willy Delva, schreef hij een rechtsvergelijkende analyse over datzelfde onderwerp. De situatie in verschillende (vooral Angelsaksische georiënteerde) landen komt daarin aan bod, met bijzondere aandacht voor de Verenigde Staten, dat als bakermat van de zogenaamde exclusionary rule kan worden beschouwd. Ook de rechtspraak van het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) wordt in de analyse betrokken. Het artikel werd geschreven voor het internationale tijdschrift Era Forum en is zowel in papieren versie als in elektronische versie gepubliceerd. lees meer De rechtsmiddelen verzet en hoger beroep: actualia In 2017 gaf Joachim Meese samen met prof. dr. Philip Traest een lezing over de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep in strafzaken ter gelegenheid van de XLIIste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva. Ondertussen is het verslagboek van deze prestigieuze cyclus verschenen bij uitgeverij Wolters Kluwer. Het is een bijzonder lijvig boek geworden met niet minder dan 16 interessante bijdragen over strafrechtelijke thema’s. In de tekst die Joachim Meese samen met zijn collega aan de Gentse universiteit Philip Traest heeft geschreven, worden de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep aan een kritische analyse onderworpen. lees meer Duiding Strafrecht 2018 In de reeks Duiding is zopas de derde editie verschenen van het boek Duiding Strafrecht. Het boek biedt een volledige bespreking van alle artikelen uit het Strafwetboek en de belangrijkste bijzondere wetgeving.

De teksten zijn van de hand van een hele reeks eminente strafrechtspecialisten, zowel magistraten, academici als advocaten.

De hoofdredactie was opnieuw in handen van Martine De Busscher, Joachim Meese, Dirk Van Der Kelen en Johan Verbist.
lees meer
De verjaring van de strafvordering uitgeklaard In dit boek wordt de complexe materie van de verjaring van de strafvordering op een duidelijke wijze in kaart gebracht. De verschillende facetten van de berekening van de verjaring worden besproken vanuit een ‘stappenplan’ om tot een correcte berekening te komen. De handige bijlagen bieden een schematisch overzicht van de essentiële elementen van die stappen, rekening houdend met de verschillende verjaringsregimes die van toepassing waren doorheen de tijd. Een onmisbaar werkinstrument dus voor advocaten, parketmagistraten en rechters. lees meer Strafrecht geannoteerd 2018 Editie 2018 van het alom bekende en gebruikte wetboek Strafrecht geannoteerd. Deze editie is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2018 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. lees meer Geen grievenschrift en toch ontvankelijk hoger beroep bij gebrek aan kennis vormvoorwaarden In een arrest van 20 oktober 2020 beslist het Hof van Cassatie dat het hoger beroep dat een gedetineerde zelf heeft aangetekend zonder een grievenformulier in te dienen, slechts onontvankelijk kan worden verklaard als redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de gedetineerde beklaagde op de hoogte was of kon zijn van de verplichting zulks tijdig te doen. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Theory and practice of the European Convention on Human Rights Begin 2018 verscheen de vijfde editie van het legendarische boek Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, een internationaal standaardwerk inzake mensenrechten in Europa. Aan deze editie werd gewerkt door vele gezaghebbende auteurs in dat domein. lees meer Duiding strafprocesrecht 2017 In de reeks Duiding uitgegeven door Larcier verscheen in 2017 een nieuwe editie van het boek Duiding strafprocesrecht. Het boek bevat verhelderende commentaren bij de belangrijkste bronnen van het strafprocesrecht, allen geschreven door verschillende academici, advocaten en magistraten. Joachim Meese is een van de editors, samen met Martine De Busscher, Dirk Van Der Kelen en Johan Verbist. lees meer Cassatie verfijnt rechtspraak verhoor getuige à charge In twee arresten van 8 september 2020 heeft het Hof van Cassatie de rechtspraak over het al dan niet verplicht horen van een getuige à charge verfijnd. Wij vatten voor u samen wat uit deze arresten moet worden onthouden. lees meer Laattijdig geraadpleegde advocaat en uitstel: meestal nodig, maar niet altijd Als een advocaat pas kort voor een pleitzitting wordt geraadpleegd, lijkt het logisch dat om uitstel wordt gevraagd om de verdediging te kunnen voorbereiden. Toch moet daarmee worden opgelet, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 3 november 2020. Een beklaagde heeft namelijk geen absoluut recht op uitstel in een dergelijk geval, stelt het Hof. lees meer Hof van Justitie spreekt zich opnieuw uit over dataretentie In twee belangrijke arresten van 6 oktober 2020 heeft het Hof van Justitie zich opnieuw uitgesproken over dataretentie. Wij vatten de belangrijkste conclusies van deze arresten voor u samen. lees meer Duiding drugs - praktijkgids 2016 Het fenomeen drugs blijft vele vragen oproepen. De wetgeving is complex en het handhavingsbeleid van de overheid niet voor iedereen even duidelijk. De Praktijkgids Duiding Drugs 2016 is een volledig herziene en herwerkte versie van het boek “Drugwetgeving” uit 2012. Het resultaat is een zeer  compleet werk geworden, waarbij de lezer niet alleen een breed inzicht krijgt in de actuele Belgische drugwetgeving, maar ook in het meest recente beleid inzake de opsporing en vervolging van drugs. Aan het boek werd meegewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Ook de beklaagde beschikt voortaan over een volgberoep Het Grondwettelijk Hof heeft zich in een arrest van 6 juni 2019 (nr. 96/2019) nog maar eens uitgesproken over het in 2016 gewijzigde hoger beroep in strafzaken. In essentie komt deze beslissing erop neer dat het volgberoep waarover het openbaar ministerie beschikt, ook moet openstaan voor de beklaagde.

We staan stil bij de concrete gevolgen van dit arrest en de nieuwe vragen waartoe het leidt.

Onze conclusie: anders dan wat de wetgever destijds heeft aangekondigd, is het nieuwe hoger beroep geen quick win. Het is een epic fail.
lees meer
Europees aanhoudingsbevel en detentie-omstandigheden In een  belangrijk arrest van 15 oktober 2019 (zaak C-128/18, Dumitru-Tudor Dorobantu), heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie zich uitgesproken over de vraag in welke mate bij de beslissing of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel moet worden geweigerd, rekening moet worden gehouden met de detentie-omstandigheden in het land dat het Europees aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd. Ook de minimale ruimte waarover de gedetineerde in de cel moet kunnen beschikken, komt daarbij aan bod. lees meer Hoger beroep tegen beschikking van de raadkamer inzake internering vereist grieven In een arrest van 8 oktober 2019 (P.19.0611.N) heeft het Hof van Cassatie beslist dat het hoger beroep dat wordt ingesteld tegen de beschikking van de raadkamer waarbij een beslissing wordt genomen inzake internering, slechts ontvankelijk is als er grieven worden geformuleerd tegen die beslissing. lees meer Strafbaarheid van het zonder toestemming verspreiden van seksueel getint audio- of beeldmateriaal vereist geen herkenbaarheid van het slachtoffer voor derden Artikel 371/1, 1e lid, 2° van het Strafwetboek bestraft hij die de beeld- of geluidsopname van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten toont, toegankelijk maakt of verspreidt, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan. Die bepaling werd ingevoegd bij wet van 1 februari 2016 tot wijziging van diverse bepalingen wat de aanranding van de eerbaarheid en het voyeurisme betreft.

In een arrest van 29 oktober 2019 (P.19.0800.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie dat voor de strafbaarheid van het tonen of verspreiden van dergelijke beelden niet vereist is dat hij of zij die erop voorkomt, herkenbaar is voor derden.
lees meer
{{title}} {{excerpt}} lees meer De zuivering der nietigheden: een joint dissenting opinion Naar aanleiding van het emeritaat van buitengewoon hoogleraar en barones Chris Van den Wyngaert, werd haar eind 2017 een liber amicorum overhandigd. Joachim Meese, die in 2010 in haar voetsporen trad als professor strafprocesrecht aan de Universiteit Antwerpen, schreef daarin een bijdrage met als titel “de zuivering der nietigheden: een joint dissenting opinion“. lees meer Het recht van de beklaagde om persoonlijk aanwezig te zijn bij het strafproces In een arrest van 30 mei 2017 heeft het Hof van Cassatie uitspraak gedaan over het recht van de beklaagde om zelf aanwezig te zijn op het strafproces en eraan deel te nemen. In de noot bij dit arrest, wordt aandacht besteed aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waaruit blijkt dat van het recht op persoonlijke deelname aan het strafproces slechts in uitzonderlijke omstandigheden mag worden afgeweken. lees meer Onrechtmatig verkregen bewijs in strafzaken lees meer Materiële vaststellingen in een PV met bijzondere bewijswaarde zijn niet helemaal onaantastbaar In een arrest van 6 oktober 2020 (P.20.0477.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie dat de rechter ook bij processen-verbaal met bijzondere bewijswaarde kan oordelen dat een bepaalde vermelding erin van de politie een verschrijving inhoudt. Een dergelijke materiële vergissing kan door de rechter verbeterd worden. lees meer