hoger beroep
hoger beroep

Hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht

18 NOVEMBER 2018

In een arrest van 23 oktober 2018 (P.18.0577.N) heeft het Hof van Cassatie gezorgd voor meer duidelijkheid over de wijze waarop het openbaar ministerie bij het appelgerecht hoger beroep moet instellen. De eiser in cassatie, vertegenwoordigd en bijgestaan door ons kantoor, had aangevoerd dat het hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht onontvankelijk had moeten worden verklaard omdat de akte van betekening van het hoger beroep met daarin de opgave van de grieven niet binnen de beroepstermijn ter griffie was neergelegd. Het Hof van Cassatie volgde deze redenering en vernietigde de bestreden beslissing: wanneer het openbaar ministerie hoger beroep aantekent op de wijze bedoeld in art. 205 van het Wetboek van Strafvordering, volstaat het niet dat de grieven tegen de beroepen beslissing opgenomen worden in het betekeningsexploot. Dat exploot moet ook nog binnen de beroepstermijn worden neergelegd ter griffie.

Achtergrond

Op 19 februari 2016 werd de Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (beter gekend als de Potpourri II wet) gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze wet trad op 1 maart 2016 in grote mate in werking en bevatte tal van wijzigingen aan het straf(procesrecht), onder meer met betrekking tot het hoger beroep. Voortaan moet men bij het aantekenen van hoger beroep aangeven welke grieven men heeft tegen de beroepen beslissing. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van een modelformulier (het zgn. grievenformulier) of van een zelf op te stellen verzoekschrift (voor een kritische bespreking van deze wijzigingen, zie onze publicatie in het verslagboek Cyclus Willy Delva 2017).

Wanneer het openbaar ministerie hoger beroep wenst aan te tekenen, beschikt het over twee manieren om dat te doen.

Vooreerst kan het openbaar ministerie bij de rechtbank die uitspraak deed (dus de procureur des Konings bij de politierechtbank of de correctionele rechtbank), hoger beroep instellen op dezelfde wijze als de andere partijen kunnen doen (art. 203 van het Wetboek van Strafvordering). In dat geval moet het hoger beroep binnen de termijn van 30 dagen vanaf de uitspraak worden aangetekend door het afleggen van een verklaring ter griffie van de rechtbank die uitspraak deed. Die termijn kan nog worden verlengd wanneer het om een volgberoep gaat: tekent de beklaagde bv. hoger beroep aan op de 25e dag, dan heeft het openbaar ministerie nog 10 dagen de tijd om tegen die beklaagde hoger beroep in te stellen, waardoor de totale termijn 35 dagen is in dat voorbeeld (zie over de aanvang van het volgberoep Cass. 29 november 2017, P.17.0761.F). Verder moet er ook een grievenformulier of een verzoekschrift worden neergelegd. Dat kan gebeuren op dezelfde griffie of op de griffie van het appelgerecht (bv. het hof van beroep in correctionele zaken). Het formuleren van grieven is essentieel: doet men dat niet, dan is het hoger beroep onontvankelijk. Alleen wanneer het gaat om een hoger beroep tegen een vonnis dat een aangetekend verzet ongedaan verklaart, moeten geen grieven worden geformuleerd (Cass. 27 februari 2018, P.17.0618.N).

Daarnaast kan ook het openbaar ministerie bij het appelgerecht hoger beroep aantekenen. In correctionele zaken bv., gaat het dan om de procureur-generaal bij het hof van beroep dat van de zaak kennis zal nemen. In dat geval is er sprake van een langere termijn, nl. 40 dagen vanaf de uitspraak. Een ander verschil is dat het hoger beroep op een andere wijze moet worden aangetekend, nl. door betekening aan de beklaagde. Er moet dan dus een gerechtsdeurwaarder worden ingeschakeld die de beroepsakte aan de beklaagde betekent (art. 205 van het Wetboek van Strafvordering).

Het vreemde is dat art. 205 van het Wetboek van Strafvordering helemaal niets zegt over het formuleren van de grieven. Blijkbaar heeft de wetgever de mogelijkheid voor het openbaar ministerie om op die manier hoger beroep aan te tekenen, over het hoofd gezien.

Het vreemde is dat art. 205 van het Wetboek van Strafvordering helemaal niets zegt over het formuleren van de grieven. Blijkbaar heeft de wetgever de mogelijkheid voor het openbaar ministerie om op die manier hoger beroep aan te tekenen, over het hoofd gezien. Na de inwerkingtreding van de potpourri II wet, was de vraag dus of in dit geval ook grieven tegen de beroepen beslissing moeten worden geformuleerd en hoe dat dan precies moet gebeuren.

Dat de verplichting om grieven te formuleren tegen het beroepen vonnis ook geldt voor het openbaar ministerie bij het appelgerecht, kon eigenlijk niet betwist worden. Anders zou het openbaar ministerie aan deze verplichting kunnen ontsnappen door gebruik te maken van art. 205 in plaats van art. 203 van het Wetboek van Strafvordering. Een dergelijke invulling van de wet zou ook een schending van het gelijkheidsbeginsel hebben ingehouden, wat ook de visie was van het Grondwettelijk Hof (GwH 18 januari 2018, nr. 02/2018).

Daarmee was natuurlijk nog niet duidelijk hoe het openbaar ministerie bij het appelgerecht dan de grieven moet formuleren. Begin 2017 verduidelijkte het Hof van Cassatie dat aan de verplichting om de grieven te formuleren in elk geval voldaan is wanneer de grieven werden opgenomen in het exploot van betekening en dat exploot vervolgens wordt neergelegd ter griffie (Cass. 31 januari 2017, P.16.1052.N, NC 2017, 272).

Het arrest van 23 oktober 2018

Nog steeds echter was er geen zekerheid of ook het neerleggen van het exploot ter griffie binnen de beroepstermijn van 40 dagen moet gebeuren. In de zaak die aanleiding gaf tot het arrest van 23 oktober 2018, had het openbaar ministerie op de allerlaatste dag het hoger beroep laten betekenen aan de beklaagde en werd het betekeningsexploot pas 11 dagen later ontvangen ter griffie. Het openbaar ministerie argumenteerde dat dit geen probleem was, aangezien de beklaagde binnen de beroepstermijn kennis had gekregen van de grieven. Het hof van beroep volgde deze redenering en dus werd het hoger beroep van het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard.

Het Hof van Cassatie vernietigde deze beslissing. Het Hof preciseert namelijk dat uit de tekst van de wet, “hun wetsgeschiedenis, de doelstellingen ervan en hun onderling verband” volgt dat niet alleen de betekening moet plaatsvinden binnen de beroepstermijn, maar dat ook de grieven moeten worden neergelegd ter griffie binnen die termijn.

Het Hof van Cassatie vernietigde deze beslissing. Het Hof preciseert namelijk dat uit de tekst van de wet, “hun wetsgeschiedenis, de doelstellingen ervan en hun onderling verband” volgt dat niet alleen de betekening moet plaatsvinden binnen de beroepstermijn, maar dat ook de grieven moeten worden neergelegd ter griffie binnen die termijn. Dat kan bv. door het neerleggen van het betekeningsexploot ter griffie, wat duidelijk blijkt uit het arrest van 23 oktober 2018 en ook het geval was in de zaak die aanleiding gaf tot het eerder geciteerde arrest van 31 januari 2017. Al lijkt niets eraan in de weg te staan dat de grieven worden geformuleerd in een afzonderlijk verzoekschrift of in een grievenformulier dat eerder dan het betekeningsexploot (waarin de grieven eveneens zijn opgenomen) wordt neergelegd ter griffie. Zo zou het openbaar ministerie bij het appelgerecht bv. de allerlaatste dag een grievenformulier kunnen neerleggen ter griffie en het hoger beroep met kennisgeving van de grieven laten betekenen aan de beklaagde, om vervolgens na ontvangst van het exploot van betekening dat exploot buiten de beroepstermijn neer te leggen. Alhoewel dergelijke situatie nog niet werd voorgelegd aan het Hof van Cassatie, mag worden aangenomen dat zulks eveneens toelaatbaar zou worden geacht.

Deel dit bericht

Verwante berichten

Duiding strafprocesrecht 2017 In de reeks Duiding uitgegeven door Larcier verscheen in 2017 een nieuwe editie van het boek Duiding strafprocesrecht. Het boek bevat verhelderende commentaren bij de belangrijkste bronnen van het strafprocesrecht, allen geschreven door verschillende academici, advocaten en magistraten. Joachim Meese is een van de editors, samen met Martine De Busscher, Dirk Van Der Kelen en Johan Verbist. lees meer Afschaffing onmiddellijk cassatieberoep inzake uithandengeving is ongrondwettig In een arrest van 25 oktober 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het feit dat geen onmiddellijk cassatieberoep kan worden ingesteld tegen de beslissing tot uithandengeving, niet verenigbaar is met de Grondwet.

Het concreet gevolg van dit arrest is dat artikel 420 van het Wetboek van Strafvordering voortaan geen hinderpaal meer kan vormen voor het op ontvankelijke wijze instellen van een onmiddellijk cassatieberoep tegen beslissingen tot uithandengeving.
lees meer
Minnelijke schikking en vermoeden van onschuld In een arrest van 5 september 2019 deed het Hof van Justitie een interessante uitspraak over het vermoeden van onschuld. Met name werd beslist dat artikel 4, 1e lid van de richtlijn 2016/343 “zich niet ertegen verzet dat een schikking waarin de verdachte in ruil voor strafvermindering zijn schuld erkent, die door een nationale rechter moet worden goedgekeurd, uitdrukkelijk als mededaders van het betrokken strafbare feit niet alleen die verdachte vermeldt, maar ook andere verdachten die hun schuld niet hebben erkend en worden vervolgd in het kader van een afzonderlijke strafprocedure, op voorwaarde dat ten eerste die vermelding noodzakelijk is voor de kwalificatie van de juridische aansprakelijkheid van de persoon die deze... lees meer Grondwettelijk Hof verfijnt strafrechtelijk gezag van gewijsde voor de burgerlijke rechter In een Valentijnsarrest van 14 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof verduidelijkt dat het strafrechtelijk gezag van gewijsde zich er niet tegen verzet dat een definitief veroordeelde beklaagde die vervolgens is opgeroepen voor de burgerlijke rechter, in dat burgerlijk proces meegeniet van het bewijs van zijn onschuld dat geleverd wordt door een andere partij die niet bij het strafproces was betrokken. lees meer Ook de beklaagde beschikt voortaan over een volgberoep Het Grondwettelijk Hof heeft zich in een arrest van 6 juni 2019 (nr. 96/2019) nog maar eens uitgesproken over het in 2016 gewijzigde hoger beroep in strafzaken. In essentie komt deze beslissing erop neer dat het volgberoep waarover het openbaar ministerie beschikt, ook moet openstaan voor de beklaagde.

We staan stil bij de concrete gevolgen van dit arrest en de nieuwe vragen waartoe het leidt.

Onze conclusie: anders dan wat de wetgever destijds heeft aangekondigd, is het nieuwe hoger beroep geen quick win. Het is een epic fail.
lees meer
Veroordeling tot betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen schendt de Grondwet niet In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 16/2019) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de veroordeling tot de betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen die kan worden uitgesproken in douanestrafzaken.

Krachtens artikel 221, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen(AWDA) dient de rechter die een in artikel 220 van de AWDA bedoeld douanemisdrijf bewezen acht, de betrokken goederen verbeurd te verklaren, waardoor de Belgische Staat van rechtswege eigenaar wordt van die goederen.

Teneinde de rechten van de Belgische Staat te vrijwaren, dient de rechter die de verbeurdverklaring uitspreekt, daaraan tevens, op vordering van de directeur der douane en accijnzen, een veroordeling te koppelen tot betaling...
lees meer
Over nummerplaten, privacy en de verkeersboete Er is de voorbije week heel wat te doen geweest over de arresten van het Hof van Cassatie van 13 december 2016 aangaande de identificatie van de houder van een nummerplaat door de politie. Meteen hadden heel wat burgers vragen bij de rechtsgeldigheid van de verkeersboetes die in het verleden werden betaald of die nog te betalen vallen. lees meer Interrogating young suspects (vol. I & vol. II) In 2015 werd een wetenschappelijk onderzoeksproject afgesloten met als titel Protecting young suspects in interrogations – a study on safeguards and best practice. Het onderzoek heeft betrekking op het verhoor van minderjarige verdachten en welke waarborgen er in dat verband bestaan in diverse landen, zowel in het recht als in de praktijk. Wat België betreft, werd aan het onderzoek deelgenomen door Joachim Meese voor de Universiteit Antwerpen. De studie verscheen ondertussen in boekvorm in twee delen. lees meer De rechtsmiddelen verzet en hoger beroep: actualia In 2017 gaf Joachim Meese samen met prof. dr. Philip Traest een lezing over de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep in strafzaken ter gelegenheid van de XLIIste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva. Ondertussen is het verslagboek van deze prestigieuze cyclus verschenen bij uitgeverij Wolters Kluwer. Het is een bijzonder lijvig boek geworden met niet minder dan 16 interessante bijdragen over strafrechtelijke thema’s. In de tekst die Joachim Meese samen met zijn collega aan de Gentse universiteit Philip Traest heeft geschreven, worden de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep aan een kritische analyse onderworpen. lees meer Hof van Cassatie bevestigt onmiddellijke werking soepelere procedurewet In een arrest van 5 februari 2019 (P.18.0793.N) heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat een soepelere procedurewet onmiddellijk van toepassing is op alle hangende zaken.

Op zich lijkt dat niet verrassend, ware het niet dat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 8 november 2018 (nr. 153/2018) nog aangaf dat de door de politiediensten en de vervolgende instanties na te leven regels betreffende de bewijsvoering van de schuld van een persoon, in beginsel niet in het nadeel van die persoon mogen worden gewijzigd met terugwerkende kracht (overweging B.24.4).
lees meer
Stafrecht geannoteerd 2023-2024 Deze nieuwe editie van de wetboeken strafrecht van Die Keure is bijgewerkt tot en met 15 september 2023 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. Aan het wetboek werd gewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer Hoger beroep tegen schuldigverklaring en schadevergoeding vereist afzonderlijke grieven Alhoewel het grievenstelsel al van toepassing is sinds 1 maart 2016, worden er bij het aantekenen van hoger beroep nog steeds fouten begaan die grote gevolgen kunnen hebben. Een arrest van het Hof van Cassatie van 1 december 2020 heeft dit nog maar eens aangetoond. lees meer Justitie werkt voortaan samen met betrouwbare criminelen In aflevering 7 van het Rechtskundig Weekblad jaargang 82 verscheen een kritische kijk op twee wetten van 22 juli 2018 die op 7 augustus 2018 in het Staatsblad werden gepubliceerd. Sedert de inwerkingtreding van deze wetten op 17 augustus 2018 is het mogelijk om burgers te laten infiltreren in criminele organisaties (burgerinfiltratie) en om aan criminelen die een andere crimineel aan de galg te praten, toezeggingen te doen op vlak van straf voor de feiten die zij zelf hebben gepleegd (spijtoptanten, ook wel pentiti genoemd). lees meer Een Europees onderzoeksbevel is geen Europees aanhoudingsbevel In een arrest van 8 december 2020 (C-584/19) besliste het Hof van Justitie dat een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd door een parketmagistraat die niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht. Anders dus dan wat werd aangenomen met betrekking tot het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel. lees meer Beroepsverbod kan ook opgelegd worden aan een rechtspersoon Artikel 7bis Strafwetboek somt de straffen op die kunnen worden opgelegd aan een rechtspersoon.

Die opsomming is echter niet volledig, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 30 april 2019 (P.18.1265.N). Ook straffen die in bijzondere strafwetgeving zijn opgenomen, kunnen op rechtspersonen toepasselijk zijn en een voorbeeld daarvan is het beroepsverbod dat op basis van de wet beroepsuitoefeningsverbod kan worden opgelegd.
lees meer
{{title}} {{excerpt}} lees meer De verjaring van de strafvordering uitgeklaard In dit boek wordt de complexe materie van de verjaring van de strafvordering op een duidelijke wijze in kaart gebracht. De verschillende facetten van de berekening van de verjaring worden besproken vanuit een ‘stappenplan’ om tot een correcte berekening te komen. De handige bijlagen bieden een schematisch overzicht van de essentiële elementen van die stappen, rekening houdend met de verschillende verjaringsregimes die van toepassing waren doorheen de tijd. Een onmisbaar werkinstrument dus voor advocaten, parketmagistraten en rechters. lees meer Potpourri II: een overzicht van de belangrijkste wijzigingen op vlak van strafprocesrecht De potpourri II-wet omvatte heel wat wijzigingen aan het materieel en formeel strafrecht en sommige daarvan zijn erg ingrijpend. In een bijdrage van de hand van Joachim Meese die verschenen is in aflevering 40 van jaargang 79 van het Rechtskundig Weekblad wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste wijzigingen op vlak van strafprocesrecht. lees meer De aanvang van de redelijke termijn bij voortgezette, voortdurende en samenhangende misdrijven In aflevering 6 van deze jaargang 2017 van het tijdschrift Nullum Crimen verscheen een noot van Joachim Meese onder het arrest van 23 mei 2017 van het Hof van Cassatie, dat een beslissing vernietigde omdat daarin was aangenomen dat de redelijke termijn bij voortgezette misdrijven voor het geheel van de vervolgde misdrijven slechts een aanvang neemt op het tijdstip waarop de beklaagde wordt beschuldigd van het laatst gepleegde misdrijf. In de noot wordt toegelicht dat het Hof van Cassatie zich daarmee voor het eerst duidelijk conformeert aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Ook wordt aandacht besteed aan aanverwante vragen met betrekking tot samenhangende en voortdurende... lees meer Stafrecht geannoteerd 2021 Deze nieuwe editie van de wetboeken strafrecht van Die Keure is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2021 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. Aan het wetboek werd gewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer Uitlevering van EU-onderdanen na het arrest Denis Raugevicius Wat als een Unieburger verblijft in een ander EU-land dan het zijne en er een vraag tot uitlevering wordt gericht aan dat land? Rusland vraagt bv. de uitlevering aan België van een Nederlandse onderdaan die hier verblijft of permanent woont. Kan de uitlevering dan worden toegestaan, of moet het verbod van uitlevering van eigen onderdanen dan per analogie worden toegepast op de EU-onderdaan die gebruik maakt van zijn recht van vrij verkeer?

Over deze en andere vragen leest u meer in onze recente bijdrage naar aanleiding van het arrest Denis Raugevicius van het Hof van Justitie.
lees meer
Strafbaarheid van het zonder toestemming verspreiden van seksueel getint audio- of beeldmateriaal vereist geen herkenbaarheid van het slachtoffer voor derden Artikel 371/1, 1e lid, 2° van het Strafwetboek bestraft hij die de beeld- of geluidsopname van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten toont, toegankelijk maakt of verspreidt, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan. Die bepaling werd ingevoegd bij wet van 1 februari 2016 tot wijziging van diverse bepalingen wat de aanranding van de eerbaarheid en het voyeurisme betreft.

In een arrest van 29 oktober 2019 (P.19.0800.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie dat voor de strafbaarheid van het tonen of verspreiden van dergelijke beelden niet vereist is dat hij of zij die erop voorkomt, herkenbaar is voor derden.
lees meer
Duitse parketmagistraat onvoldoende onafhankelijk om Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen In twee belangrijke arresten van 27 mei 2019 heeft het Hof van Justitie zich uitgesproken over het uitvaardigen van een bevel tot aanhouding door een magistraat van het parket. Daar waar in België over het uitvaardigen van een (Europees) bevel tot aanhouding wordt beslist door een onderzoeksrechter, gebeurt dat in sommige landen door een magistraat van het openbaar ministerie. Daarvan zegt het Hof van Justitie dat dit niet altijd verenigbaar is met de vereisten van het Unierecht, namelijk wanneer er onvoldoende waarborgen zijn dat de betrokken parketmagistraat de beslissing volstrekt onafhankelijk kan nemen.

Deze arresten hebben uiteraard grote gevolgen voor alle lopende zaken waarin Belgische onderzoeksgerechten (en ook buitenlandse gerechtelijke autoriteiten)...
lees meer
Ēcis t. Letland: ernstig ongelijke strafuitvoering mannen en vrouwen schendt de artikelen 14 en 8 EVRM In de zaak Ēcis t. Letland heeft het EHRM zich op 10 januari 2019 uitgesproken over de vraag of een verschillende behandeling van mannen en vrouwen bij de strafuitvoering al dan niet een schending oplevert van het EVRM.

De verzoeker zat in de gevangenis tussen 2002 en 2015. In 2008 verzocht hij om de begrafenis van zijn vader te kunnen bijwonen, maar dit werd geweigerd bij gebrek aan wettelijke grondslag. De verzoeker zat namelijk in een ‘maximum-security’ gevangenis en kwam daardoor naar Lets recht niet in aanmerking voor de gevraagde gunst. Naar aanleiding daarvan beklaagde hij zich erover dat andere wettelijke regelingen gelden bij de strafuitvoering van mannen dan het geval...
lees meer
Dataretentie: het hof van justitie waakt over onze privacy In nummer 41 van jaargang 80 van het tijdschrift Rechtskundig Weekblad verscheen een kanttekening van Joachim Meese over dataretentie door telecomoperatoren. Daarbij gaat het over het bewaren en opvragen van gegevens (‘metadata’) van telecommunicatie. Uit die gegevens kan heel wat informatie worden gehaald, zoals het tijdstip en de duur van telefoongesprekken, de bestemmeling ervan en zelfs het surfgedrag. lees meer Strafrecht geannoteerd 2018 Editie 2018 van het alom bekende en gebruikte wetboek Strafrecht geannoteerd. Deze editie is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2018 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. lees meer Grondwettelijk Hof vernietigt de wet digitale recherche gedeeltelijk In een arrest van 6 december 2018 (nr. 174/2018) heeft het Grondwettelijk Hof de wet van 25 december 2016 "houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en elektronische en telecommunicaties en tot oprichting van een gegevensbank stemafdrukken" gedeeltelijk vernietigd. lees meer Geen beperking voor opschorting en uitstel bij drugfeiten maar wel bij druggerelateerde feiten: niet ongrondwettig In een arrest van 6 december 2018 (nr. 176/2018) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de vraag of het feit dat de Probatiewet alleen de beklaagde die vervolgd wordt wegens een overtreding van de Drugswet toelaat het voordeel te genieten van opschorting en uitstel van de uitspraak, zelfs indien hij niet voldoet aan de bij de artikelen 3 en 8 van die wet gestelde voorwaarden met betrekking tot de vroegere veroordelingen, terwijl die gunst wordt geweigerd aan de beklaagde die andere misdrijven heeft gepleegd met het oog op zijn eigen drugsgebruik. lees meer Grondwettelijk Hof stelt nieuwe schending Grondwet vast inzake voorrecht van rechtsmacht In een zaak behandeld door ons kantoor heeft het Grondwettelijk Hof bij arrest van 24 september 2020 (nr. 124/2020) nog maar eens een schending van de Grondwet vastgesteld met betrekking tot het voorrecht van rechtsmacht.

De uitspraak kwam er naar aanleiding van drie prejudiciële vragen gesteld door het Hof van Cassatie bij arrest van 26 november 2019.
lees meer
Gebrek aan grief over de schuld verhindert niet dat appelrechter ambtshalve de onschuld van de beklaagde kan vaststellen In twee belangrijke arresten van vandaag spreekt het Grondwettelijk Hof zich opnieuw uit over grievenstelsel. Deze arresten bouwen voort op een eerdere beslissing van 16 mei 2019 waarin werd vastgesteld dat de onmogelijkheid voor de appelrechter om de onschuld vast te stellen omdat geen grief over de schuld werd ontwikkeld, ongrondwettig is wanneer die onschuld blijkt uit een nieuw element dat maar aan het licht is gekomen na het indienen van de grieven.

Thans wordt vastgesteld dat er ook sprake is van ongrondwettigheid in de mate dat de appelrechter de onschuld van de beklaagde niet ambtshalve zou kunnen vaststellen omdat geen grief werd ontwikkeld met betrekking tot de beslissing over de...
lees meer
Strafrecht in de onderneming Dit boek benadert het straf- en het strafprocesrecht praktisch vanuit het standpunt van de ondernemer. Voor veel ondernemers is het strafrecht als ondernemersrisico nog steeds een grote onbekende. Nochtans wijst de actualiteit erop dat de strafrechtelijke risico’s voor de ondernemer niet verwaarloosbaar zijn. lees meer Het bewijs in strafzaken Dit verslagboek van de XLIste postuniversitaire cyclus Willy Delva besteedt aandacht aan procesefficiëntie in zijn verschillende aspecten en dit zowel in het civiele, penale als het publiek procesrecht. Het boek bevat onder meer een bijdrage van Joachim Meese over het bewijs in strafzaken. Daarin bespreekt hij de bewijslast en de bewijsmiddelen, het onrechtmatig verkregen bewijs, de bewijswaardering en de bewijsstandaard. Vooral aan het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs wordt veel aandacht besteed. lees meer Onrechtmatig verkregen bewijs in strafzaken lees meer Deadline pilootarrest internering is verstreken Vandaag is het exact twee jaar geleden dat het pilootarrest W.D. tegen België van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) definitief is geworden. In dat arrest werd ons land veroordeeld voor de wijze waarop geïnterneerden worden behandeld in de Belgische gevangenissen. Er werd een termijn van twee jaar voorzien om orde op zaken te stellen en die termijn is nu dus voorbij.

Wij maken van de gelegenheid gebruik om de inhoud van het arrest W.D. nog even in herinnering te brengen, maar ook om stil te staan bij de figuur van het pilootarrest. En uiteraard kijken we ook even naar de huidige stand van zaken en het standpunt van het...
lees meer
Europees aanhoudingsbevel en detentie-omstandigheden In een  belangrijk arrest van 15 oktober 2019 (zaak C-128/18, Dumitru-Tudor Dorobantu), heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie zich uitgesproken over de vraag in welke mate bij de beslissing of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel moet worden geweigerd, rekening moet worden gehouden met de detentie-omstandigheden in het land dat het Europees aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd. Ook de minimale ruimte waarover de gedetineerde in de cel moet kunnen beschikken, komt daarbij aan bod. lees meer U hebt het recht om te zwijgen ... maar als u uw zwijgrecht gebruikt, riskeert u daarvoor wel tot vijf jaar gevangenisstraf In een arrest van 4 februari 2020 heeft het Hof van Cassatie beslist dat een verdachte die de toegangscode tot een informaticasysteem kent (bijv. zijn eigen gsm-toestel), maar weigert die op te geven ondanks een daartoe strekkend bevel van de onderzoeksrechter, strafbaar is. Dit arrest werd onmiddellijk opgepikt door de media en zal ongetwijfeld belangrijke gevolgen hebben voor de praktijk. Onze kritische en uitgebreide bespreking van het arrest is nu te lezen op Criminis. lees meer Herroeping probatie-uitstel mag anders geregeld zijn dan sanctionering bij niet-uitvoering autonome probatiestraf In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 12/2019) heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat art. 14, § 2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, het gelijkheidsbeginsel niet schendt.

De uitspraak kwam er op prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Cassatie. In die vraag werd het onderscheid aan de kaak gesteld tussen de regeling tot herroeping van probatie-uitstel enerzijds en de sanctionering bij niet-uitvoering van een autonome probatiestraf anderzijds.
lees meer
Dzivev e.a.: verplichting om btw-inbreuken doeltreffend te bestrijden verzet zich niet tegen uitsluiting onrechtmatig verkregen bewijs In de zaak Dzivev en andere (C-310/16) heeft het Hof van Justitie op 17 januari 2019 een interessant arrest uitgesproken over de uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs in fiscale strafzaken. In dit geval ging het om een onwettige beslissing tot telefoontap.

Het Hof stelt in essentie vast dat de lidstaten weliswaar moeten zorgen voor een daadwerkelijke bestrijding van inbreuken op de btw-wetgeving, maar dat dit niet verhindert dat onrechtmatig verkregen bewijs wordt uitgesloten, ook al is dat het enige bewijs op grond waarvan de verdachte kan worden veroordeeld.
lees meer
Spreekrecht voor slachtoffers over straftoemeting? In een arrest van 10 september 2024 heeft het Hof van Cassatie gepreciseerd dat de rechter ter verantwoording voor de keuze en de maat van de uitgesproken straffen mede mag verwijzen naar de veronderstelde verwachtingen van slachtoffers en hun familie op het vlak van bestraffing. Dit arrest geeft aanleiding om even stil te staan bij de rol van het slachtoffer in het strafproces. lees meer Gjini t. Servië: geweld tussen gedetineerden vereist ook zonder strafklacht grondig onderzoek In een arrest van vandaag deed het EHRM uitspraak in een zaak waarin de verzoeker, een Kroatische onderdaan, ernstig fysiek en mentaal werd mishandeld in een Servische gevangenis door Servische medegedetineerden (zie het overzicht van de feiten in de randnes. 11-22 van het arrest). Deze mishandeling stopte pas nadat de advocaat van de verzoeker om een overplaatsing had verzocht nadat hij had gezien dat er duidelijk iets aan zijn cliënt schortte, ook al wou hijzelf daarover niets kwijt.

Interessant aan het arrest is dat het EHRM de exceptie van de Servische overheid dat niet alle interne rechtsmiddelen werden uitgeput (art. 35 EVRM), verwerpt: het feit dat de verzoeker geen strafklacht heeft...
lees meer
De burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter In het kader van een studienamiddag die de Universiteit Antwerpen heeft georganiseerd op 30 november 2017, schreef Joachim Meese een bijdrage over de burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter. Deze bijdrage is opgenomen in het verslagboek dat uitgegeven werd door Intersentia. lees meer Aangehoudene wiens overlevering n.a.v. een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgesteld, moet niet noodzakelijk gedetineerd blijven In een arrest van 28 mei 2019 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat artikel 20, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel het gelijkheidsbeginsel schendt "in zoverre het aan de personen die krachtens een uitvoerbaar verklaard Europees aanhoudingsbevel in hechtenis worden gehouden en wier overlevering aan de uitvaardigende Staat wordt uitgesteld met toepassing van artikel 24 van de wet van 19 december 2003, opdat in België vervolging kan worden ingesteld wegens een ander feit dan dat waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, niet de mogelijkheid biedt om te verzoeken om hun voorwaardelijke invrijheidstelling of om hun invrijheidstelling tegen borgstelling, noch om... lees meer Grievenstelsel strijdig met het recht op toegang tot de rechter in geval van nieuw element In een belangrijk arrest van 16 mei 2019 heeft het Grondwettelijk Hof gepreciseerd dat de appelrechter ambtshalve een middel van openbare orde moet kunnen opwerpen "met betrekking tot het gegeven dat de feiten geen misdrijf zijn wanneer dat een gevolg is van een nieuw element dat is opgedoken na de indiening van het verzoekschrift in hoger beroep en wanneer de schuldvraag in dat verzoekschrift of in het grievenformulier niet is beoogd".

De beslissing van het Grondwettelijk Hof is volstrekt begrijpelijk. Het zou vrij kafkaiaans zijn dat de appelrechter een beklaagde niet kan vrijspreken als het gegeven dat het vervolgde feit geen misdrijf uitmaakt, blijkt uit een element dat pas is opgedoken...
lees meer
{{title}} {{excerpt}} lees meer Stirmanov t. Rusland: procureur die zich uitspreekt over schuld aan verjaarde feiten schendt het vermoeden van onschuld In een arrest van 29 januari 2019 (Stirmanov t. Rusland) heeft het EHRM Rusland veroordeeld wegens een miskenning van het vermoeden van onschuld. De aanleiding tot die veroordeling was een beslissing van een Russische procureur om geen onderzoek te openen wegens verjaring. In die beslissing werd namelijk duidelijk standpunt ingenomen over de schuld van de verdachte.
lees meer
Laattijdig geraadpleegde advocaat en uitstel: meestal nodig, maar niet altijd Als een advocaat pas kort voor een pleitzitting wordt geraadpleegd, lijkt het logisch dat om uitstel wordt gevraagd om de verdediging te kunnen voorbereiden. Toch moet daarmee worden opgelet, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 3 november 2020. Een beklaagde heeft namelijk geen absoluut recht op uitstel in een dergelijk geval, stelt het Hof. lees meer Schriftelijke vordering tot verbeurdverklaring is geen conclusie Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 29 januari 2019 verduidelijkt dat een schriftelijke vordering tot bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen buiten het toepassingsgebied valt van artikel 152 Wetboek van Strafvordering.

Een rechter kan een dergelijke vordering dus niet weren op grond van het feit dat deze werd neergelegd buiten de vooropgestelde conclusietermijnen (randnr. 5 van het arrest).
lees meer
Kamer van inbeschuldigingstelling stuurt zaak met voorrecht van rechtsmacht opnieuw naar het Grondwettelijk Hof In een zaak behandeld door ons kantoor heeft de kamer van inbeschuldigingstelling te Gent bij arrest van 6 december 2018 (KI 2018/12/101) beslist om meer duidelijkheid te vragen aan het Grondwettelijk Hof over de toepassing van het voorrecht van rechtsmacht na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 22 maart 2018.

Met name wordt de volgende vraag voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof:

“Dient het arrest van het Grondwettelijk hof van 22 maart (GwH 35/2018) aldus begrepen te worden dat enkel een initiatief van de wetgever de vastgestelde schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de artikelen 479, 483 en 503bis van het Wetboek van Strafvordering, vermag...
lees meer
Cassatie verfijnt rechtspraak verhoor getuige à charge In twee arresten van 8 september 2020 heeft het Hof van Cassatie de rechtspraak over het al dan niet verplicht horen van een getuige à charge verfijnd. Wij vatten voor u samen wat uit deze arresten moet worden onthouden. lees meer Verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling mag per fax worden ingediend In een arrest van 3 september 2019 (P.19.0911.N) heeft het Hof van Cassatie verduidelijkt dat een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling mag worden ingediend per fax. Weliswaar moet er zekerheid zijn dat het verzoek uitgaat van de verzoeker of zijn raadsman, maar die zekerheid vereist niet dat het verzoekschrift een originele handtekening bevat van de verzoeker of zijn raadsman. lees meer