herziening
herziening

De herziening van gerechtelijke dwalingen vernieuwd

1 DECEMBER 2018

Niets zo erg als een gerechtelijke dwaling. Een op een waar gebeurd verhaal gebaseerde serie zoals Making a murderer laat wellicht al niemand onberoerd, maar daarnaast zijn er ook af en toe berichten over (lang)gestraften wiens onschuld uiteindelijk moet worden vastgesteld, bijvoorbeeld op basis van dna-analyses op oude sporen. Het zou echter een illusie zijn te denken dat gerechtelijke dwalingen enkel een Amerikaans probleem vormen. Elke rechtstaat moet er immers rekening mee houden dat niemand onfeilbaar is, zodat ook een juridisch vastgestelde ‘waarheid’ feitelijk onjuist kan zijn. Geen enkel land wordt dus gespaard van gerechtelijke dwalingen. Dat heeft het verleden overigens ook al aangetoond in heel wat landen, ook dicht bij ons. Zo was er bijv. een tiental jaar terug de zaak Outreau in Frankrijk waarin tien Fransen onterecht werden beschuldigd van deelname aan een pedofielennetwerk. Ook Nederland kende al verschillende gerechtelijke dwalingen, waaronder de Puttense moordzaak (2002), de Schiedammer parkmoord (2005) en de zaak Lucia de B. (2010).

Alhoewel in een democratische rechtstaat definitieve rechterlijke beslissingen principieel dienen te worden gerespecteerd, moet een rechtstaat dus openstaan voor de mogelijkheid dat aangetoond wordt dat een strafrechtelijke veroordeling berust op een vergissing en de moed hebben om dergelijke vergissingen recht te zetten. In veel landen bestaat dan ook een speciale commissie die gelast wordt met het onderzoek naar klachten over gerechtelijke dwalingen. Voor het bestaan van zo’n commissie werd ook in ons land gepleit. In een advies van 22 juni 2016 liet de Hoge Raad voor de Justitie optekenen “dat de tussenkomst van een buitengerechtelijk en onafhankelijk orgaan aanzienlijke voordelen heeft en een alternatief is dat niet zomaar terzijde kan worden geschoven”. Recent werd dat advies door de wetgever gevolgd, want bij wet van 11 juli 2018 werd de herzieningsprocedure aangepast en werd beslist tot de installatie van een Commissie voor herziening in strafzaken. De aangepaste herzieningsprocedure zal uiterlijk op 1 maart 2019 in werking treden.

Bij wet van 11 juli 2018 werd de herzieningsprocedure aangepast en werd beslist tot de installatie van een Commissie voor herziening in strafzaken. De aangepaste herzieningsprocedure zal uiterlijk op 1 maart 2019 in werking treden.

Hoe een definitieve veroordeling aanvechten?

Een veroordeling die definitief is, kan toch nog in twee gevallen ongedaan worden gemaakt. Ten eerste is er de herzieningsprocedure, namelijk de herziening in strafzaken (art. 443 e.v. van het Wetboek van Strafvordering). Ten tweede is er ook de mogelijkheid om een heropening van de strafrechtsplegingte bekomen wanneer het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een welbepaalde zaak definitief beslist heeft dat er sprake is geweest van een schending van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens of van de aanvullende protocollen bij dat Verdrag, of wanneer er daarover een minnelijke schikking is getroffen tussen de Belgische Staat en de verzoeker waarbij de Staat deze schending erkent (art. 442bis van het Wetboek van Strafvordering). Dat laatste vereist natuurlijk wel dat er binnen de zes maanden na de definitieve veroordeling een verzoekschrift is ingediend bij het EHRM.

Het probleem met de herziening in strafzaken is tot nu toe steeds geweest dat de voorwaarden eerder strikt zijn.

Vooreerst zijn veroordelingen tot politiestraffen al helemaal uitgesloten van herziening, zelfs al blijkt die veroordeling achteraf volstrekt onjuist te zijn. Dat zal ook na de inwerkingtreding van de vernieuwde herzieningsprocedure nog steeds zo zijn. Het moet dus gaan om een veroordeling in criminele of correctionele zaken. Wel is het zo dat niet vereist is dat een (effectieve) straf wordt opgelegd. Ook een eenvoudige schuldigverklaring bv. komt in aanmerking voor herziening.

Gronden tot herziening

Wat de overige veroordelingen betreft, zijn er drie gronden tot herziening. In de nieuwe versie van art. 442 van het Wetboek van Strafvordering zullen deze luiden als volgt:

  1. wanneer onverenigbaarheid bestaat tussen veroordelingen die wegens een zelfde feit bij onderscheidene arresten of vonnissen tegen verschillende beschuldigden of beklaagden al dan niet op tegenspraak zijn uitgesproken, en het bewijs van de onschuld van een der veroordeelden uit de tegenstrijdigheid van de beslissingen volgt;
  2. wanneer een getuige die op de terechtzitting gehoord is in een geding door het hof van assisen op tegenspraak behandeld, of die, hetzij op de terechtzitting, hetzij in de loop van het vooronderzoek, gehoord is in een geding behandeld door een andere rechter of door een hof van assisen uitspraak doende bij verstek, naderhand een in kracht van gewijsde gegane veroordeling heeft ondergaan wegens vals getuigenis tegen de veroordeelde;
  3. wanneer er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en waarvan de veroordeelde het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding en dat, op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen, met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij tot een vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot het verval van de strafvordering, hetzij tot het ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot de toepassing van een minder strenge strafwet.

Alleen de derde herzieningsgrond is inhoudelijk anders geformuleerd dan in de huidige versie het geval is. Daarin staat nu namelijk nog dat tot herziening kan worden besloten “wanneer het bewijs dat de veroordeelde onschuldig is of dat een strengere strafwet is toegepast dan die welke hij werkelijk heeft overtreden, schijnt te volgen uit een feit dat zich voorgedaan heeft sedert zijn veroordeling, of uit een omstandigheid waarvan hij het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding”.

Het gaat wel om de belangrijkste herzieningsgrond, waarvan de oorspronkelijke versie werd ingevoerd in 1894. Zowel in de oude als de nieuwe versie, staat een zogenaamd novum centraal. In de huidige versie wordt dat omschreven als een nieuw feit of omstandigheid, in de toekomstige versie als een nieuw gegeven.

Novum

Aan het begrip ‘nieuw feit’ worden traditioneel strenge voorwaarden gekoppeld. Zo werd aangenomen dat een vergissing van de rechter geen nieuw feit is, net zoals ook nieuwe rechtspraak dat niet is. Ook wanneer een deskundige zich heeft vergist, werd dat niet als een nieuw feit beschouwd. Ook een nieuw deskundigenonderzoek was dat niet, tenzij daarbij gebruik werd gemaakt van een nieuwe techniek die op het ogenblik van de vervolging onbekend was. Het spreekt dus voor zich dat op grond van deze restrictieve herzieningsmogelijkheden niet elke rechterlijke vergissing in aanmerking kwam voor rechtzetting. Werden bv. wel aanvaard als nieuw feit op basis waarvan tot herziening werd beslist:

  • verklaringen van getuigen die nooit werden gehoord maar na de veroordeling een verklaring afleggen waaruit het bewijs zou kunnen volgen van een alibi;
  • de intrekking van een getuigenverklaring, voor zover de oprechtheid daarvan aannemelijk wordt gemaakt;
  • de ontdekking van de echte dader;
  • nieuwe stukken die men tijdens het strafproces niet heeft kunnen terugvinden.

Meer herzieningen in de toekomst?

De centrale vraag is dus of de nieuwe tekst meer gevallen voor herziening vatbaar zal maken. De tekst voorziet wel degelijk in een verruiming, zodat aangenomen mag worden dat dit zich inderdaad vertaalt in meer herzieningen in de toekomst. Het was namelijk de bedoeling van de wetgever dat bv. ook gewijzigde inzichten van deskundigen een grond voor herziening zouden kunnen opleveren.

Het is wel zo dat het louter voorhanden zijn van een nieuw gegeven niet volstaat. Er is immers ook nog de voorwaarde dat het een ernstig vermoeden doet ontstaan dat dit gegeven geleid zou hebben tot een vrijspraak, een verval van strafvordering, een ontslag van rechtsvervolging of de toepassing van een minder strenge strafwet.

De centrale vraag is dus of de nieuwe tekst meer gevallen voor herziening vatbaar zal maken. De tekst voorziet wel degelijk in een verruiming, zodat aangenomen mag worden dat dit zich inderdaad vertaalt in meer herzieningen in de toekomst. Het was namelijk de bedoeling van de wetgever dat bv. ook gewijzigde inzichten van deskundigen een grond voor herziening zouden kunnen opleveren.

Procedure

De nieuwe versie van de wet bevat ook wijzigingen wat de procedure betreft.

De rol van het Hof van Cassatie, bij wie een verzoek tot herziening moet worden ingediend, is traditioneel eerder beperkt. Het Hof beoordeelt namelijk niet zelf de waarde van de aangevoerde feiten, maar verwijst de zaak in geval van herziening door naar een hof van beroep of een hof van assisen.

De nieuwe versie van 445 van het Wetboek van Strafvordering voorziet nu dat het Hof van Cassatie, wanneer het gaat om herzieningen gesteund op een novum, zelf onderzoekt of er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een grond tot herziening. Als het van oordeel is dat dit het geval is, wordt de zaak voorgelegd aan een (nieuwe) Commissie voor herziening in strafzaken. Die Commissie zal samengesteld zijn uit een rechter of raadsheer, een parketmagistraat, twee advocaten en een expert. De taak van de Commissie is het opstellen van een advies voor het Hof van Cassatie. De Commissie kan overgaan tot het horen van personen die bij het onderzoek in de zaak betrokken waren en van deskundigen. De Commissie kan ook een deskundige inschakelen.

Het advies van de Commissie is niet bindend. Wel is het zo dat het advies publiek wordt gemaakt eenmaal het Hof zich heeft uitgesproken. Als het Hof tot herziening beslist, dan wordt de zaak verwezen naar een hof van beroep of een hof van assisen dat er vroeger geen kennis van genomen had. In tegenstelling tot wat vroeger het geval was, kan dus niet meer verwezen worden naar een hof van beroep dat eerder besliste over de zaak die wordt herzien.

Het voorbeeld van Nederland

In Nederland werd de herzieningsprocedure verruimd in 2012. Herziening is er nu mogelijk telkens er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was. Ook in Nederland leveren rechterlijke onoplettendheid en rechterlijk onbegrip dus geen grond tot herziening op. Een nieuw deskundigenverslag zou er, anders dan in België, wel voldoende kunnen zijn.

Verschil met België is verder dat de Hoge Raad der Nederlanden (het Nederlandse equivalent voor het Hof van Cassatie van België) zelf de touwtjes in handen houdt. Ook daar kan advies worden ingewonnen van een commissie belast met de advisering over de wenselijkheid van een nader onderzoek (ACAS). In die commissie zetelen geen rechters. Ook voorafgaand aan 2012 werd trouwens al gewerkt met een afzonderlijk commissie (met name vanaf 2006).

Het aantal ingediende verzoeken tot herziening in Nederland is eerder laag (21 verzoeken in 2013-2014 en 6 verzoeken in 2015), alhoewel er in het verleden wel meer verzoeken werden ingediend (bijv. 86 in 2008 en 43 in 2011).

Andere landen

In Frankrijk werd de herzieningsprocedure nog gewijzigd bij wet van 20 juni 2014. De herziening is er nu mogelijk wanneer er sprake is van een nieuw feit of element dat niet gekend was tijdens het strafproces en dat van aard “à faire naître le moindre doute sur sa culpabilité”. Ook wordt nu gewerkt met een specifiek rechtscollege dat samengesteld is uit 18 magistraten aangeduid door het Franse Hof van Cassatie en dat voorgezeten wordt door de voorzitter van de penale kamer van dat Hof.

Sedert deze aanpassing is een lichte stijging in het aantal verzoeken gericht aan het Franse Hof van Cassatie waar te nemen (al lag dat ook daarvoor aan de hoge kant): in 2014 ging het nog om 157 gevallen (bron), in 2016 waren het er 226 (bron).

Erg interessant is de procedure in Engeland, waar weliswaar een volstrekt andere strafrechtspleging geldt met minder mogelijkheden inzake hoger beroep. De Criminal Cases Review Commission buigt zich er sedert 1997 als onafhankelijke onderzoekscommissie over afgesloten strafzaken. Tot op heden werden al 24.249 verzoeken tot herziening ingediend waarvan er 653 werden verwezen naar een rechter omdat er sprake was van een ‘unsafe conviction’ (bron). De commissie werkt erg laagdrempelig en kan ook zelf een onderzoek instellen. De samenstelling is erg divers. Er zijn op dit ogenblik tien leden. Schotland kent een gelijkaardige commissie, de Scottish Criminal Cases Review Commission.

Dergelijke commissie zijn trouwens niet enkel in Angelsaksische landen terug te vinden. Ook Noorwegen bijv. heeft een Criminal Cases Review Commission.

Besluit

Alhoewel in België tot nu toe maar weinig gerechtelijke dwalingen effectief aan de oppervlakte zijn gekomen, zou het naïef zijn te denken dat ons rechtssysteem immuun is voor fouten. Het is dan ook een goede zaak dat de herzieningsprocedure werd aangepast waardoor er onder meer advies zal worden ingewonnen van een Commissie voor herziening in strafzaken die onderzoeksbevoegdheden heeft.

Deel dit bericht

Verwante berichten

Justitie werkt voortaan samen met betrouwbare criminelen In aflevering 7 van het Rechtskundig Weekblad jaargang 82 verscheen een kritische kijk op twee wetten van 22 juli 2018 die op 7 augustus 2018 in het Staatsblad werden gepubliceerd. Sedert de inwerkingtreding van deze wetten op 17 augustus 2018 is het mogelijk om burgers te laten infiltreren in criminele organisaties (burgerinfiltratie) en om aan criminelen die een andere crimineel aan de galg te praten, toezeggingen te doen op vlak van straf voor de feiten die zij zelf hebben gepleegd (spijtoptanten, ook wel pentiti genoemd). lees meer Verzoekschrift voorlopige invrijheidstelling ingediend per fax na het sluiten der griffie is neergelegd op de volgende werkdag In een arrest van 29 november 2019 verduidelijkt het Hof van Cassatie dat wanneer een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling per fax is ingediend na het sluitingsuur van de griffie (16u), de termijn van vijf dagen om uitspraak te doen over dat verzoek pas begint te lopen op de dag waarop de ontvangst van de fax op de griffie wordt vastgesteld binnen de openingsuren van de griffie. lees meer Wie zal dat betalen ...? De rechtsplegingsvergoeding ont(k)leed Dit boek biedt een volledig overzicht biedt van alle aspecten van de rechtsplegingsvergoeding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding in strafzaken. lees meer Rechter moet GAS-boete kunnen verminderen bij verzachtende omstandigheden Uit een arrest van het Grondwettelijk Hof van 23 januari 2019 (arrest nr. 8/2019) blijkt dat GAS-boetes die worden opgelegd voor inbreuken op onder meer de regels inzake het stilstaan en het parkeren, door de rechter moeten kunnen worden verminderd tot onder het minimum als er sprake is van verzachtende omstandigheden.

Indien men voor dezelfde feiten voor de politierechter in een strafprocedure verschijnt, kan de rechter de geldboete verminderen door toepassing te maken van artikel 29, § 1, eerste lid, van de Wegverkeerswet. Het zou dus niet redelijk te verantwoorden vallen om iemand die een GAS-boete krijgt voor een zelfde feit, anders te behandelen (overweging B.7 van het arrest).
lees meer
Hof van Cassatie bevestigt onmiddellijke werking soepelere procedurewet In een arrest van 5 februari 2019 (P.18.0793.N) heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat een soepelere procedurewet onmiddellijk van toepassing is op alle hangende zaken.

Op zich lijkt dat niet verrassend, ware het niet dat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 8 november 2018 (nr. 153/2018) nog aangaf dat de door de politiediensten en de vervolgende instanties na te leven regels betreffende de bewijsvoering van de schuld van een persoon, in beginsel niet in het nadeel van die persoon mogen worden gewijzigd met terugwerkende kracht (overweging B.24.4).
lees meer
Cassatie stelt prejudiciële vraag over bestraffing onopzettelijke doding bij verkeersongeval In een arrest van 27 oktober 2020 heeft het Hof van Cassatie het verschil in bestraffing van onopzettelijke doding in verkeerscontext in vergelijking met andere vormen van onopzettelijke doding voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof. lees meer Weigering om getuige à décharge te horen vereist concrete motivering Over de verplichting van de vonnisrechter om getuigen à charge te horen wanneer de beklaagde daarom verzoekt, is het standpunt van de rechtspraak ondertussen genoegzaam bekend. Gaat het echter om een vraag tot het horen van een getuige à décharge, dan is de toestand iets anders.

Een arrest van 26 februari 2019 van het Hof van Cassatie (P.18.1028.N) brengt daarover nu verheldering.
lees meer
Cassatie verfijnt rechtspraak verhoor getuige à charge In twee arresten van 8 september 2020 heeft het Hof van Cassatie de rechtspraak over het al dan niet verplicht horen van een getuige à charge verfijnd. Wij vatten voor u samen wat uit deze arresten moet worden onthouden. lees meer Uniform reglement verhoorbijstand Salduz gepubliceerd In het Staatsblad van vandaag is het "Uniform reglement verhoorbijstand Salduz in het kader van de permanentiedienst" van de Orde van Vlaamse Balies verschenen. In de toekomst zullen enkel advocaten die een bijzondere opleiding voor bijstand van verdachten tijdens het verhoor hebben gevolgd, nog ingeschreven kunnen worden op de permanentiedienst waarop een beroep wordt gedaan wanneer een advocaat wordt gezocht voor het verlenen van bijstand aan een gearresteerde verdachte. lees meer Duiding drugs - praktijkgids 2016 Het fenomeen drugs blijft vele vragen oproepen. De wetgeving is complex en het handhavingsbeleid van de overheid niet voor iedereen even duidelijk. De Praktijkgids Duiding Drugs 2016 is een volledig herziene en herwerkte versie van het boek “Drugwetgeving” uit 2012. Het resultaat is een zeer  compleet werk geworden, waarbij de lezer niet alleen een breed inzicht krijgt in de actuele Belgische drugwetgeving, maar ook in het meest recente beleid inzake de opsporing en vervolging van drugs. Aan het boek werd meegewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer De rechtsmiddelen verzet en hoger beroep: actualia In 2017 gaf Joachim Meese samen met prof. dr. Philip Traest een lezing over de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep in strafzaken ter gelegenheid van de XLIIste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva. Ondertussen is het verslagboek van deze prestigieuze cyclus verschenen bij uitgeverij Wolters Kluwer. Het is een bijzonder lijvig boek geworden met niet minder dan 16 interessante bijdragen over strafrechtelijke thema’s. In de tekst die Joachim Meese samen met zijn collega aan de Gentse universiteit Philip Traest heeft geschreven, worden de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep aan een kritische analyse onderworpen. lees meer De burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter In het kader van een studienamiddag die de Universiteit Antwerpen heeft georganiseerd op 30 november 2017, schreef Joachim Meese een bijdrage over de burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter. Deze bijdrage is opgenomen in het verslagboek dat uitgegeven werd door Intersentia. lees meer Recht om te zwijgen maar toch verplicht om te spreken? In een arrest van 4 februari 2020 (P.19.1068.N) heeft het Hof van Cassatie beslist dat een verdachte die de toegangscode tot een informaticasysteem kent (bijv. zijn eigen gsm-toestel), maar weigert die op te geven ondanks een daartoe strekkend bevel van de onderzoeksrechter, strafbaar is.

In het kader van de rubriek 'actualiteit' van het Rechtskundig Weekblad, werd hierover een kritische analyse van Joachim Meese gepubliceerd.
lees meer
Retroactieve verlenging van verjaringstermijn is ongrondwettig In een arrest van 4 april 2019 bevestigt het Grondwettelijk Hof een principe dat evident lijkt maar in 2018 toch door de wetgever werd miskend: een verlenging van de verjaring van de strafvordering kan niet van toepassing worden verklaard op een datum die aan de publicatie van de wet in het Staatsblad voorafgaat.

Concreet gaat het hier om de wet van 6 maart 2018 tot verbetering van de verkeersveiligheid, die onder meer de verjaringstermijn voor de meeste verkeersdelicten heeft verlengd tot twee jaar.

Opgemerkt kan worden dat diezelfde wet ook nog andere bepalingen bevat die met miskenning van het legaliteitsbeginsel retroactief van toepassing werden verklaard ...

lees meer
Minnelijke schikking en vermoeden van onschuld In een arrest van 5 september 2019 deed het Hof van Justitie een interessante uitspraak over het vermoeden van onschuld. Met name werd beslist dat artikel 4, 1e lid van de richtlijn 2016/343 “zich niet ertegen verzet dat een schikking waarin de verdachte in ruil voor strafvermindering zijn schuld erkent, die door een nationale rechter moet worden goedgekeurd, uitdrukkelijk als mededaders van het betrokken strafbare feit niet alleen die verdachte vermeldt, maar ook andere verdachten die hun schuld niet hebben erkend en worden vervolgd in het kader van een afzonderlijke strafprocedure, op voorwaarde dat ten eerste die vermelding noodzakelijk is voor de kwalificatie van de juridische aansprakelijkheid van de persoon die deze... lees meer Stafrecht geannoteerd 2023-2024 Deze nieuwe editie van de wetboeken strafrecht van Die Keure is bijgewerkt tot en met 15 september 2023 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. Aan het wetboek werd gewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer Toezeggingen aan criminelen in ruil voor verklaringen in België Op 22 en 23 november 2019 vindt te Brugge de jaarlijkse bijeenkomst van de Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland plaats. In de afdeling strafrecht van de vereniging zal het (zowel in België als in Nederland actuele) thema van de spijtoptant worden besproken.

Het preadvies aan Vlaamse kant werd geschreven door Joachim Meese en bevat onder meer een kritische analyse van de Belgische wettelijke regeling inzake spijtoptanten.
lees meer
Dataretentie: het hof van justitie waakt over onze privacy In nummer 41 van jaargang 80 van het tijdschrift Rechtskundig Weekblad verscheen een kanttekening van Joachim Meese over dataretentie door telecomoperatoren. Daarbij gaat het over het bewaren en opvragen van gegevens (‘metadata’) van telecommunicatie. Uit die gegevens kan heel wat informatie worden gehaald, zoals het tijdstip en de duur van telefoongesprekken, de bestemmeling ervan en zelfs het surfgedrag. lees meer Stirmanov t. Rusland: procureur die zich uitspreekt over schuld aan verjaarde feiten schendt het vermoeden van onschuld In een arrest van 29 januari 2019 (Stirmanov t. Rusland) heeft het EHRM Rusland veroordeeld wegens een miskenning van het vermoeden van onschuld. De aanleiding tot die veroordeling was een beslissing van een Russische procureur om geen onderzoek te openen wegens verjaring. In die beslissing werd namelijk duidelijk standpunt ingenomen over de schuld van de verdachte.
lees meer
Hoger beroep tegen schuldigverklaring en schadevergoeding vereist afzonderlijke grieven Alhoewel het grievenstelsel al van toepassing is sinds 1 maart 2016, worden er bij het aantekenen van hoger beroep nog steeds fouten begaan die grote gevolgen kunnen hebben. Een arrest van het Hof van Cassatie van 1 december 2020 heeft dit nog maar eens aangetoond. lees meer Kamer van inbeschuldigingstelling dan toch bevoegd bij voorrecht van rechtsmacht Het Grondwettelijk Hof legt bij arrest van 28 februari 2019 een eerder arrest uit en beslist dat een gerechtelijk onderzoek gevoerd tegen lagere magistraten wel degelijk moet leiden tot een regeling der rechtspleging door de kamer van inbeschuldigingstelling. lees meer Getuigenverhoor van een undercoveragent: afwijzing vereist concrete motivering In een zaak waarin wij tussenkwamen voor de eiser in cassatie, besliste het Hof van Cassatie in een arrest van 23 januari 2024 dat het verzoek tot het horen van een undercoveragent als getuige ter terechtzitting, niet zomaar kan worden afgewezen. lees meer Bij een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf mag maar moet geen rekening worden gehouden met veroordelingen in een ander Europees land Wanneer de rechter vaststelt dat er sprake is van een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf, moet hij toepassing maken van de bestraffingsmildering voorzien in artikel 65, tweede lid van het Strafwetboek. Die regel is echter niet van toepassing wanneer de eerdere feiten bestraft werden in een andere lidstaat van de Europese Unie. In een arrest van 16 januari 2020 heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat die situatie niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, onder die interpretatie dat de rechter de veroordelingen in een andere lidstaat van de Europese Unie wel op een andere wijze in aanmerking kan nemen. lees meer Theory and practice of the European Convention on Human Rights Begin 2018 verscheen de vijfde editie van het legendarische boek Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, een internationaal standaardwerk inzake mensenrechten in Europa. Aan deze editie werd gewerkt door vele gezaghebbende auteurs in dat domein. lees meer Grondwettelijk Hof vernietigt de wet digitale recherche gedeeltelijk In een arrest van 6 december 2018 (nr. 174/2018) heeft het Grondwettelijk Hof de wet van 25 december 2016 "houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en elektronische en telecommunicaties en tot oprichting van een gegevensbank stemafdrukken" gedeeltelijk vernietigd. lees meer Hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht In een arrest van 23 oktober 2018 heeft het Hof van Cassatie gezorgd voor meer duidelijkheid over de wijze waarop het openbaar ministerie bij het appelgerecht hoger beroep moet instellen. De eiser in cassatie, vertegenwoordigd en bijgestaan door ons kantoor, had aangevoerd dat het hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht onontvankelijk had moeten worden verklaard omdat de akte van betekening van het hoger beroep met daarin de opgave van de grieven niet binnen de beroepstermijn ter griffie was neergelegd. Het Hof van Cassatie volgde deze redenering en vernietigde de bestreden beslissing: wanneer het openbaar ministerie hoger beroep aantekent op de wijze bedoeld in art. 205 van het... lees meer Duiding strafprocesrecht 2017 In de reeks Duiding uitgegeven door Larcier verscheen in 2017 een nieuwe editie van het boek Duiding strafprocesrecht. Het boek bevat verhelderende commentaren bij de belangrijkste bronnen van het strafprocesrecht, allen geschreven door verschillende academici, advocaten en magistraten. Joachim Meese is een van de editors, samen met Martine De Busscher, Dirk Van Der Kelen en Johan Verbist. lees meer Strafrecht geannoteerd 2018 Editie 2018 van het alom bekende en gebruikte wetboek Strafrecht geannoteerd. Deze editie is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2018 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. lees meer Gebrek aan grief over de schuld verhindert niet dat appelrechter ambtshalve de onschuld van de beklaagde kan vaststellen In twee belangrijke arresten van vandaag spreekt het Grondwettelijk Hof zich opnieuw uit over grievenstelsel. Deze arresten bouwen voort op een eerdere beslissing van 16 mei 2019 waarin werd vastgesteld dat de onmogelijkheid voor de appelrechter om de onschuld vast te stellen omdat geen grief over de schuld werd ontwikkeld, ongrondwettig is wanneer die onschuld blijkt uit een nieuw element dat maar aan het licht is gekomen na het indienen van de grieven.

Thans wordt vastgesteld dat er ook sprake is van ongrondwettigheid in de mate dat de appelrechter de onschuld van de beklaagde niet ambtshalve zou kunnen vaststellen omdat geen grief werd ontwikkeld met betrekking tot de beslissing over de...
lees meer
Een Europees onderzoeksbevel is geen Europees aanhoudingsbevel In een arrest van 8 december 2020 (C-584/19) besliste het Hof van Justitie dat een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd door een parketmagistraat die niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht. Anders dus dan wat werd aangenomen met betrekking tot het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel. lees meer Over nummerplaten, privacy en de verkeersboete Er is de voorbije week heel wat te doen geweest over de arresten van het Hof van Cassatie van 13 december 2016 aangaande de identificatie van de houder van een nummerplaat door de politie. Meteen hadden heel wat burgers vragen bij de rechtsgeldigheid van de verkeersboetes die in het verleden werden betaald of die nog te betalen vallen. lees meer Europees aanhoudingsbevel en detentie-omstandigheden In een  belangrijk arrest van 15 oktober 2019 (zaak C-128/18, Dumitru-Tudor Dorobantu), heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie zich uitgesproken over de vraag in welke mate bij de beslissing of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel moet worden geweigerd, rekening moet worden gehouden met de detentie-omstandigheden in het land dat het Europees aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd. Ook de minimale ruimte waarover de gedetineerde in de cel moet kunnen beschikken, komt daarbij aan bod. lees meer Geen beperking voor opschorting en uitstel bij drugfeiten maar wel bij druggerelateerde feiten: niet ongrondwettig In een arrest van 6 december 2018 (nr. 176/2018) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de vraag of het feit dat de Probatiewet alleen de beklaagde die vervolgd wordt wegens een overtreding van de Drugswet toelaat het voordeel te genieten van opschorting en uitstel van de uitspraak, zelfs indien hij niet voldoet aan de bij de artikelen 3 en 8 van die wet gestelde voorwaarden met betrekking tot de vroegere veroordelingen, terwijl die gunst wordt geweigerd aan de beklaagde die andere misdrijven heeft gepleegd met het oog op zijn eigen drugsgebruik. lees meer Kobiashvili t. Georgië: over politionele informatie en onbetrouwbaar bewijs De zaak Kobiashvili t. Georgië begint op 4 juli 2004, wanneer de korpschef van de 'district police department' in Tbilisi een dringende opdracht geeft om Kobiashvili te fouilleren. De man zou namelijk in het bezit zijn van verdovende middelen die in beslag moeten worden genomen. Deze opdracht werd schriftelijk gegeven op een standaardformulier waarop de naam van de verzoeker met de hand werd ingevuld. De oorsprong van de opdracht zou terug te brengen zijn tot politionele informatie.

Bij uitvoering van deze opdracht zou gebleken zijn dat Kobiashvili inderdaad in het bezit was van 0,059 gram heroïne. Het dossier bevat ook twee verklaringen van getuigen die door de politie op straat zouden zijn...
lees meer
Interrogating young suspects (vol. I & vol. II) In 2015 werd een wetenschappelijk onderzoeksproject afgesloten met als titel Protecting young suspects in interrogations – a study on safeguards and best practice. Het onderzoek heeft betrekking op het verhoor van minderjarige verdachten en welke waarborgen er in dat verband bestaan in diverse landen, zowel in het recht als in de praktijk. Wat België betreft, werd aan het onderzoek deelgenomen door Joachim Meese voor de Universiteit Antwerpen. De studie verscheen ondertussen in boekvorm in twee delen. lees meer U hebt het recht om te zwijgen ... maar als u uw zwijgrecht gebruikt, riskeert u daarvoor wel tot vijf jaar gevangenisstraf In een arrest van 4 februari 2020 heeft het Hof van Cassatie beslist dat een verdachte die de toegangscode tot een informaticasysteem kent (bijv. zijn eigen gsm-toestel), maar weigert die op te geven ondanks een daartoe strekkend bevel van de onderzoeksrechter, strafbaar is. Dit arrest werd onmiddellijk opgepikt door de media en zal ongetwijfeld belangrijke gevolgen hebben voor de praktijk. Onze kritische en uitgebreide bespreking van het arrest is nu te lezen op Criminis. lees meer Geen grievenschrift en toch ontvankelijk hoger beroep bij gebrek aan kennis vormvoorwaarden In een arrest van 20 oktober 2020 beslist het Hof van Cassatie dat het hoger beroep dat een gedetineerde zelf heeft aangetekend zonder een grievenformulier in te dienen, slechts onontvankelijk kan worden verklaard als redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de gedetineerde beklaagde op de hoogte was of kon zijn van de verplichting zulks tijdig te doen. lees meer Hoger beroep tegen beschikking van de raadkamer inzake internering vereist grieven In een arrest van 8 oktober 2019 (P.19.0611.N) heeft het Hof van Cassatie beslist dat het hoger beroep dat wordt ingesteld tegen de beschikking van de raadkamer waarbij een beslissing wordt genomen inzake internering, slechts ontvankelijk is als er grieven worden geformuleerd tegen die beslissing. lees meer Venet t. België: laattijdige oproeping voor zitting Hof van Cassatie schendt art. 5.4 EVRM Bij arrest van 22 oktober 2019 (Venet t. België) werd ons land veroordeeld wegens een schending van artikel 5.4 EVRM.

In casu ging het om een inverdenkinggestelde die cassatieberoep had aangetekend tegen de handhaving van zijn aanhouding door de kamer van inbeschuldigingstelling, maar niet aanwezig kon zijn ter zitting van het Hof van Cassatie door de laattijdige ontvangst van de oproeping.
lees meer
Grondwettelijk Hof verfijnt strafrechtelijk gezag van gewijsde voor de burgerlijke rechter In een Valentijnsarrest van 14 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof verduidelijkt dat het strafrechtelijk gezag van gewijsde zich er niet tegen verzet dat een definitief veroordeelde beklaagde die vervolgens is opgeroepen voor de burgerlijke rechter, in dat burgerlijk proces meegeniet van het bewijs van zijn onschuld dat geleverd wordt door een andere partij die niet bij het strafproces was betrokken. lees meer Veroordeling tot betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen schendt de Grondwet niet In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 16/2019) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de veroordeling tot de betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen die kan worden uitgesproken in douanestrafzaken.

Krachtens artikel 221, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen(AWDA) dient de rechter die een in artikel 220 van de AWDA bedoeld douanemisdrijf bewezen acht, de betrokken goederen verbeurd te verklaren, waardoor de Belgische Staat van rechtswege eigenaar wordt van die goederen.

Teneinde de rechten van de Belgische Staat te vrijwaren, dient de rechter die de verbeurdverklaring uitspreekt, daaraan tevens, op vordering van de directeur der douane en accijnzen, een veroordeling te koppelen tot betaling...
lees meer
Kamer van inbeschuldigingstelling stuurt zaak met voorrecht van rechtsmacht opnieuw naar het Grondwettelijk Hof In een zaak behandeld door ons kantoor heeft de kamer van inbeschuldigingstelling te Gent bij arrest van 6 december 2018 (KI 2018/12/101) beslist om meer duidelijkheid te vragen aan het Grondwettelijk Hof over de toepassing van het voorrecht van rechtsmacht na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 22 maart 2018.

Met name wordt de volgende vraag voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof:

“Dient het arrest van het Grondwettelijk hof van 22 maart (GwH 35/2018) aldus begrepen te worden dat enkel een initiatief van de wetgever de vastgestelde schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de artikelen 479, 483 en 503bis van het Wetboek van Strafvordering, vermag...
lees meer
Aangehoudene wiens overlevering n.a.v. een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgesteld, moet niet noodzakelijk gedetineerd blijven In een arrest van 28 mei 2019 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat artikel 20, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel het gelijkheidsbeginsel schendt "in zoverre het aan de personen die krachtens een uitvoerbaar verklaard Europees aanhoudingsbevel in hechtenis worden gehouden en wier overlevering aan de uitvaardigende Staat wordt uitgesteld met toepassing van artikel 24 van de wet van 19 december 2003, opdat in België vervolging kan worden ingesteld wegens een ander feit dan dat waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, niet de mogelijkheid biedt om te verzoeken om hun voorwaardelijke invrijheidstelling of om hun invrijheidstelling tegen borgstelling, noch om... lees meer De impact van de EU op het recht op informatie in het strafproces: hoog tijd voor een Miranda-warning in België In het Nederlandse tijdschrift Strafblad is een artikel verschenen van Joachim Meese waarin hij pleit voor de invoering van een Miranda-warning in België en bij uitbreiding in de andere lidstaten van de Europese Unie die deze regel nog niet kennen.

Met een Miranda-warning wordt bedoeld dat bij elke arrestatie onmiddellijk een kennisgeving moet gebeuren van de rechten waarover de gearresteerde beschikt. Het gaat dan met name om het recht op bijstand van een advocaat, het zwijgrecht en het verbod van gedwongen zelfincriminatie. De term is afkomstig van het alom gekende arrest Miranda v. Arizona uit 1964 (US Supreme Court 13 juni 1966, Miranda vs Arizona, 384 U.S. 436). In dit arrest...
lees meer
Actieve informatieplicht inzake terrorisme voor personeelsleden OCMW is ongrondwettig In een arrest van vandaag heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat de actieve informatieplicht inzake terrorisme, die in 2017 werd ingevoerd voor personeelsleden van (onder meer) een OCMW, strijdig is met het legaliteitsbeginsel. lees meer Ēcis t. Letland: ernstig ongelijke strafuitvoering mannen en vrouwen schendt de artikelen 14 en 8 EVRM In de zaak Ēcis t. Letland heeft het EHRM zich op 10 januari 2019 uitgesproken over de vraag of een verschillende behandeling van mannen en vrouwen bij de strafuitvoering al dan niet een schending oplevert van het EVRM.

De verzoeker zat in de gevangenis tussen 2002 en 2015. In 2008 verzocht hij om de begrafenis van zijn vader te kunnen bijwonen, maar dit werd geweigerd bij gebrek aan wettelijke grondslag. De verzoeker zat namelijk in een ‘maximum-security’ gevangenis en kwam daardoor naar Lets recht niet in aanmerking voor de gevraagde gunst. Naar aanleiding daarvan beklaagde hij zich erover dat andere wettelijke regelingen gelden bij de strafuitvoering van mannen dan het geval...
lees meer
Herroeping probatie-uitstel mag anders geregeld zijn dan sanctionering bij niet-uitvoering autonome probatiestraf In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 12/2019) heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat art. 14, § 2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, het gelijkheidsbeginsel niet schendt.

De uitspraak kwam er op prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Cassatie. In die vraag werd het onderscheid aan de kaak gesteld tussen de regeling tot herroeping van probatie-uitstel enerzijds en de sanctionering bij niet-uitvoering van een autonome probatiestraf anderzijds.
lees meer
Hof van Justitie spreekt zich opnieuw uit over dataretentie In twee belangrijke arresten van 6 oktober 2020 heeft het Hof van Justitie zich opnieuw uitgesproken over dataretentie. Wij vatten de belangrijkste conclusies van deze arresten voor u samen. lees meer Duitse parketmagistraat onvoldoende onafhankelijk om Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen In twee belangrijke arresten van 27 mei 2019 heeft het Hof van Justitie zich uitgesproken over het uitvaardigen van een bevel tot aanhouding door een magistraat van het parket. Daar waar in België over het uitvaardigen van een (Europees) bevel tot aanhouding wordt beslist door een onderzoeksrechter, gebeurt dat in sommige landen door een magistraat van het openbaar ministerie. Daarvan zegt het Hof van Justitie dat dit niet altijd verenigbaar is met de vereisten van het Unierecht, namelijk wanneer er onvoldoende waarborgen zijn dat de betrokken parketmagistraat de beslissing volstrekt onafhankelijk kan nemen.

Deze arresten hebben uiteraard grote gevolgen voor alle lopende zaken waarin Belgische onderzoeksgerechten (en ook buitenlandse gerechtelijke autoriteiten)...
lees meer
Adamčo t. Slowakije: onvolkomen rechterlijke controle op getuigenbewijs afkomstig van spijtoptant schendt recht op eerlijk proces Het arrest in de zaak Adamčo t. Slowakije (EHRM 12 november 2019) is interessant omdat het Hof zich daarin onder meer uitspreekt over de gevolgen van het gebruik van een belastende verklaring afgelegd door een getuige die hiervoor als medebeklaagde zelf voordelen heeft genoten bij zijn eigen vervolging. Of eenvoudiger uitgedrukt: een spijtoptant.

Bij onze bespreking van dit arrest komen wij tot het besluit dat Belgische zaken waarin verklaringen van getuigen worden gebruikt die hiervoor voordelen hebben bekomen buiten de Belgische algemene spijtoptantenregeling om, tot heel wat discussie aanleiding lijken te kunnen geven in de toekomst.
lees meer