herziening
herziening

De herziening van gerechtelijke dwalingen vernieuwd

1 DECEMBER 2018

Niets zo erg als een gerechtelijke dwaling. Een op een waar gebeurd verhaal gebaseerde serie zoals Making a murderer laat wellicht al niemand onberoerd, maar daarnaast zijn er ook af en toe berichten over (lang)gestraften wiens onschuld uiteindelijk moet worden vastgesteld, bijvoorbeeld op basis van dna-analyses op oude sporen. Het zou echter een illusie zijn te denken dat gerechtelijke dwalingen enkel een Amerikaans probleem vormen. Elke rechtstaat moet er immers rekening mee houden dat niemand onfeilbaar is, zodat ook een juridisch vastgestelde ‘waarheid’ feitelijk onjuist kan zijn. Geen enkel land wordt dus gespaard van gerechtelijke dwalingen. Dat heeft het verleden overigens ook al aangetoond in heel wat landen, ook dicht bij ons. Zo was er bijv. een tiental jaar terug de zaak Outreau in Frankrijk waarin tien Fransen onterecht werden beschuldigd van deelname aan een pedofielennetwerk. Ook Nederland kende al verschillende gerechtelijke dwalingen, waaronder de Puttense moordzaak (2002), de Schiedammer parkmoord (2005) en de zaak Lucia de B. (2010).

Alhoewel in een democratische rechtstaat definitieve rechterlijke beslissingen principieel dienen te worden gerespecteerd, moet een rechtstaat dus openstaan voor de mogelijkheid dat aangetoond wordt dat een strafrechtelijke veroordeling berust op een vergissing en de moed hebben om dergelijke vergissingen recht te zetten. In veel landen bestaat dan ook een speciale commissie die gelast wordt met het onderzoek naar klachten over gerechtelijke dwalingen. Voor het bestaan van zo’n commissie werd ook in ons land gepleit. In een advies van 22 juni 2016 liet de Hoge Raad voor de Justitie optekenen “dat de tussenkomst van een buitengerechtelijk en onafhankelijk orgaan aanzienlijke voordelen heeft en een alternatief is dat niet zomaar terzijde kan worden geschoven”. Recent werd dat advies door de wetgever gevolgd, want bij wet van 11 juli 2018 werd de herzieningsprocedure aangepast en werd beslist tot de installatie van een Commissie voor herziening in strafzaken. De aangepaste herzieningsprocedure zal uiterlijk op 1 maart 2019 in werking treden.

Bij wet van 11 juli 2018 werd de herzieningsprocedure aangepast en werd beslist tot de installatie van een Commissie voor herziening in strafzaken. De aangepaste herzieningsprocedure zal uiterlijk op 1 maart 2019 in werking treden.

Hoe een definitieve veroordeling aanvechten?

Een veroordeling die definitief is, kan toch nog in twee gevallen ongedaan worden gemaakt. Ten eerste is er de herzieningsprocedure, namelijk de herziening in strafzaken (art. 443 e.v. van het Wetboek van Strafvordering). Ten tweede is er ook de mogelijkheid om een heropening van de strafrechtsplegingte bekomen wanneer het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een welbepaalde zaak definitief beslist heeft dat er sprake is geweest van een schending van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens of van de aanvullende protocollen bij dat Verdrag, of wanneer er daarover een minnelijke schikking is getroffen tussen de Belgische Staat en de verzoeker waarbij de Staat deze schending erkent (art. 442bis van het Wetboek van Strafvordering). Dat laatste vereist natuurlijk wel dat er binnen de zes maanden na de definitieve veroordeling een verzoekschrift is ingediend bij het EHRM.

Het probleem met de herziening in strafzaken is tot nu toe steeds geweest dat de voorwaarden eerder strikt zijn.

Vooreerst zijn veroordelingen tot politiestraffen al helemaal uitgesloten van herziening, zelfs al blijkt die veroordeling achteraf volstrekt onjuist te zijn. Dat zal ook na de inwerkingtreding van de vernieuwde herzieningsprocedure nog steeds zo zijn. Het moet dus gaan om een veroordeling in criminele of correctionele zaken. Wel is het zo dat niet vereist is dat een (effectieve) straf wordt opgelegd. Ook een eenvoudige schuldigverklaring bv. komt in aanmerking voor herziening.

Gronden tot herziening

Wat de overige veroordelingen betreft, zijn er drie gronden tot herziening. In de nieuwe versie van art. 442 van het Wetboek van Strafvordering zullen deze luiden als volgt:

  1. wanneer onverenigbaarheid bestaat tussen veroordelingen die wegens een zelfde feit bij onderscheidene arresten of vonnissen tegen verschillende beschuldigden of beklaagden al dan niet op tegenspraak zijn uitgesproken, en het bewijs van de onschuld van een der veroordeelden uit de tegenstrijdigheid van de beslissingen volgt;
  2. wanneer een getuige die op de terechtzitting gehoord is in een geding door het hof van assisen op tegenspraak behandeld, of die, hetzij op de terechtzitting, hetzij in de loop van het vooronderzoek, gehoord is in een geding behandeld door een andere rechter of door een hof van assisen uitspraak doende bij verstek, naderhand een in kracht van gewijsde gegane veroordeling heeft ondergaan wegens vals getuigenis tegen de veroordeelde;
  3. wanneer er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en waarvan de veroordeelde het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding en dat, op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen, met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij tot een vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot het verval van de strafvordering, hetzij tot het ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot de toepassing van een minder strenge strafwet.

Alleen de derde herzieningsgrond is inhoudelijk anders geformuleerd dan in de huidige versie het geval is. Daarin staat nu namelijk nog dat tot herziening kan worden besloten “wanneer het bewijs dat de veroordeelde onschuldig is of dat een strengere strafwet is toegepast dan die welke hij werkelijk heeft overtreden, schijnt te volgen uit een feit dat zich voorgedaan heeft sedert zijn veroordeling, of uit een omstandigheid waarvan hij het bestaan niet heeft kunnen aantonen ten tijde van het geding”.

Het gaat wel om de belangrijkste herzieningsgrond, waarvan de oorspronkelijke versie werd ingevoerd in 1894. Zowel in de oude als de nieuwe versie, staat een zogenaamd novum centraal. In de huidige versie wordt dat omschreven als een nieuw feit of omstandigheid, in de toekomstige versie als een nieuw gegeven.

Novum

Aan het begrip ‘nieuw feit’ worden traditioneel strenge voorwaarden gekoppeld. Zo werd aangenomen dat een vergissing van de rechter geen nieuw feit is, net zoals ook nieuwe rechtspraak dat niet is. Ook wanneer een deskundige zich heeft vergist, werd dat niet als een nieuw feit beschouwd. Ook een nieuw deskundigenonderzoek was dat niet, tenzij daarbij gebruik werd gemaakt van een nieuwe techniek die op het ogenblik van de vervolging onbekend was. Het spreekt dus voor zich dat op grond van deze restrictieve herzieningsmogelijkheden niet elke rechterlijke vergissing in aanmerking kwam voor rechtzetting. Werden bv. wel aanvaard als nieuw feit op basis waarvan tot herziening werd beslist:

  • verklaringen van getuigen die nooit werden gehoord maar na de veroordeling een verklaring afleggen waaruit het bewijs zou kunnen volgen van een alibi;
  • de intrekking van een getuigenverklaring, voor zover de oprechtheid daarvan aannemelijk wordt gemaakt;
  • de ontdekking van de echte dader;
  • nieuwe stukken die men tijdens het strafproces niet heeft kunnen terugvinden.

Meer herzieningen in de toekomst?

De centrale vraag is dus of de nieuwe tekst meer gevallen voor herziening vatbaar zal maken. De tekst voorziet wel degelijk in een verruiming, zodat aangenomen mag worden dat dit zich inderdaad vertaalt in meer herzieningen in de toekomst. Het was namelijk de bedoeling van de wetgever dat bv. ook gewijzigde inzichten van deskundigen een grond voor herziening zouden kunnen opleveren.

Het is wel zo dat het louter voorhanden zijn van een nieuw gegeven niet volstaat. Er is immers ook nog de voorwaarde dat het een ernstig vermoeden doet ontstaan dat dit gegeven geleid zou hebben tot een vrijspraak, een verval van strafvordering, een ontslag van rechtsvervolging of de toepassing van een minder strenge strafwet.

De centrale vraag is dus of de nieuwe tekst meer gevallen voor herziening vatbaar zal maken. De tekst voorziet wel degelijk in een verruiming, zodat aangenomen mag worden dat dit zich inderdaad vertaalt in meer herzieningen in de toekomst. Het was namelijk de bedoeling van de wetgever dat bv. ook gewijzigde inzichten van deskundigen een grond voor herziening zouden kunnen opleveren.

Procedure

De nieuwe versie van de wet bevat ook wijzigingen wat de procedure betreft.

De rol van het Hof van Cassatie, bij wie een verzoek tot herziening moet worden ingediend, is traditioneel eerder beperkt. Het Hof beoordeelt namelijk niet zelf de waarde van de aangevoerde feiten, maar verwijst de zaak in geval van herziening door naar een hof van beroep of een hof van assisen.

De nieuwe versie van 445 van het Wetboek van Strafvordering voorziet nu dat het Hof van Cassatie, wanneer het gaat om herzieningen gesteund op een novum, zelf onderzoekt of er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een grond tot herziening. Als het van oordeel is dat dit het geval is, wordt de zaak voorgelegd aan een (nieuwe) Commissie voor herziening in strafzaken. Die Commissie zal samengesteld zijn uit een rechter of raadsheer, een parketmagistraat, twee advocaten en een expert. De taak van de Commissie is het opstellen van een advies voor het Hof van Cassatie. De Commissie kan overgaan tot het horen van personen die bij het onderzoek in de zaak betrokken waren en van deskundigen. De Commissie kan ook een deskundige inschakelen.

Het advies van de Commissie is niet bindend. Wel is het zo dat het advies publiek wordt gemaakt eenmaal het Hof zich heeft uitgesproken. Als het Hof tot herziening beslist, dan wordt de zaak verwezen naar een hof van beroep of een hof van assisen dat er vroeger geen kennis van genomen had. In tegenstelling tot wat vroeger het geval was, kan dus niet meer verwezen worden naar een hof van beroep dat eerder besliste over de zaak die wordt herzien.

Het voorbeeld van Nederland

In Nederland werd de herzieningsprocedure verruimd in 2012. Herziening is er nu mogelijk telkens er sprake is van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was. Ook in Nederland leveren rechterlijke onoplettendheid en rechterlijk onbegrip dus geen grond tot herziening op. Een nieuw deskundigenverslag zou er, anders dan in België, wel voldoende kunnen zijn.

Verschil met België is verder dat de Hoge Raad der Nederlanden (het Nederlandse equivalent voor het Hof van Cassatie van België) zelf de touwtjes in handen houdt. Ook daar kan advies worden ingewonnen van een commissie belast met de advisering over de wenselijkheid van een nader onderzoek (ACAS). In die commissie zetelen geen rechters. Ook voorafgaand aan 2012 werd trouwens al gewerkt met een afzonderlijk commissie (met name vanaf 2006).

Het aantal ingediende verzoeken tot herziening in Nederland is eerder laag (21 verzoeken in 2013-2014 en 6 verzoeken in 2015), alhoewel er in het verleden wel meer verzoeken werden ingediend (bijv. 86 in 2008 en 43 in 2011).

Andere landen

In Frankrijk werd de herzieningsprocedure nog gewijzigd bij wet van 20 juni 2014. De herziening is er nu mogelijk wanneer er sprake is van een nieuw feit of element dat niet gekend was tijdens het strafproces en dat van aard “à faire naître le moindre doute sur sa culpabilité”. Ook wordt nu gewerkt met een specifiek rechtscollege dat samengesteld is uit 18 magistraten aangeduid door het Franse Hof van Cassatie en dat voorgezeten wordt door de voorzitter van de penale kamer van dat Hof.

Sedert deze aanpassing is een lichte stijging in het aantal verzoeken gericht aan het Franse Hof van Cassatie waar te nemen (al lag dat ook daarvoor aan de hoge kant): in 2014 ging het nog om 157 gevallen (bron), in 2016 waren het er 226 (bron).

Erg interessant is de procedure in Engeland, waar weliswaar een volstrekt andere strafrechtspleging geldt met minder mogelijkheden inzake hoger beroep. De Criminal Cases Review Commission buigt zich er sedert 1997 als onafhankelijke onderzoekscommissie over afgesloten strafzaken. Tot op heden werden al 24.249 verzoeken tot herziening ingediend waarvan er 653 werden verwezen naar een rechter omdat er sprake was van een ‘unsafe conviction’ (bron). De commissie werkt erg laagdrempelig en kan ook zelf een onderzoek instellen. De samenstelling is erg divers. Er zijn op dit ogenblik tien leden. Schotland kent een gelijkaardige commissie, de Scottish Criminal Cases Review Commission.

Dergelijke commissie zijn trouwens niet enkel in Angelsaksische landen terug te vinden. Ook Noorwegen bijv. heeft een Criminal Cases Review Commission.

Besluit

Alhoewel in België tot nu toe maar weinig gerechtelijke dwalingen effectief aan de oppervlakte zijn gekomen, zou het naïef zijn te denken dat ons rechtssysteem immuun is voor fouten. Het is dan ook een goede zaak dat de herzieningsprocedure werd aangepast waardoor er onder meer advies zal worden ingewonnen van een Commissie voor herziening in strafzaken die onderzoeksbevoegdheden heeft.

Deel dit bericht

Verwante berichten

U hebt het recht om te zwijgen ... maar als u uw zwijgrecht gebruikt, riskeert u daarvoor wel tot vijf jaar gevangenisstraf In een arrest van 4 februari 2020 heeft het Hof van Cassatie beslist dat een verdachte die de toegangscode tot een informaticasysteem kent (bijv. zijn eigen gsm-toestel), maar weigert die op te geven ondanks een daartoe strekkend bevel van de onderzoeksrechter, strafbaar is. Dit arrest werd onmiddellijk opgepikt door de media en zal ongetwijfeld belangrijke gevolgen hebben voor de praktijk. Onze kritische en uitgebreide bespreking van het arrest is nu te lezen op Criminis. lees meer Hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht In een arrest van 23 oktober 2018 heeft het Hof van Cassatie gezorgd voor meer duidelijkheid over de wijze waarop het openbaar ministerie bij het appelgerecht hoger beroep moet instellen. De eiser in cassatie, vertegenwoordigd en bijgestaan door ons kantoor, had aangevoerd dat het hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht onontvankelijk had moeten worden verklaard omdat de akte van betekening van het hoger beroep met daarin de opgave van de grieven niet binnen de beroepstermijn ter griffie was neergelegd. Het Hof van Cassatie volgde deze redenering en vernietigde de bestreden beslissing: wanneer het openbaar ministerie hoger beroep aantekent op de wijze bedoeld in art. 205 van het... lees meer Afschaffing onmiddellijk cassatieberoep inzake uithandengeving is ongrondwettig In een arrest van 25 oktober 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het feit dat geen onmiddellijk cassatieberoep kan worden ingesteld tegen de beslissing tot uithandengeving, niet verenigbaar is met de Grondwet.

Het concreet gevolg van dit arrest is dat artikel 420 van het Wetboek van Strafvordering voortaan geen hinderpaal meer kan vormen voor het op ontvankelijke wijze instellen van een onmiddellijk cassatieberoep tegen beslissingen tot uithandengeving.
lees meer
Ook de beklaagde beschikt voortaan over een volgberoep Het Grondwettelijk Hof heeft zich in een arrest van 6 juni 2019 (nr. 96/2019) nog maar eens uitgesproken over het in 2016 gewijzigde hoger beroep in strafzaken. In essentie komt deze beslissing erop neer dat het volgberoep waarover het openbaar ministerie beschikt, ook moet openstaan voor de beklaagde.

We staan stil bij de concrete gevolgen van dit arrest en de nieuwe vragen waartoe het leidt.

Onze conclusie: anders dan wat de wetgever destijds heeft aangekondigd, is het nieuwe hoger beroep geen quick win. Het is een epic fail.
lees meer
Spreekrecht voor slachtoffers over straftoemeting? In een arrest van 10 september 2024 heeft het Hof van Cassatie gepreciseerd dat de rechter ter verantwoording voor de keuze en de maat van de uitgesproken straffen mede mag verwijzen naar de veronderstelde verwachtingen van slachtoffers en hun familie op het vlak van bestraffing. Dit arrest geeft aanleiding om even stil te staan bij de rol van het slachtoffer in het strafproces. lees meer Het getuigenverhoor à décharge na het arrest Murtazaliyeva Op 26 februari 2019 verduidelijkte het Hof van Cassatie met welke elementen de strafrechter rekening moet houden bij zijn beslissing om een getuige à décharge al dan niet te horen.

In deze bijdrage gaan we wat dieper in op de vraag hoe over diezelfde vraag werd geoordeeld door de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het arrest Murtazaliyeva (EHRM 18 december 2018, Murtazaliyeva t. Rusland).

Terloops maken we ook even melding van een arrest van het EHRM van 7 maart 2019 in de zaak Abdullayev t. Azerbeidzjan.
lees meer
Uitlevering van EU-onderdanen na het arrest Denis Raugevicius Wat als een Unieburger verblijft in een ander EU-land dan het zijne en er een vraag tot uitlevering wordt gericht aan dat land? Rusland vraagt bv. de uitlevering aan België van een Nederlandse onderdaan die hier verblijft of permanent woont. Kan de uitlevering dan worden toegestaan, of moet het verbod van uitlevering van eigen onderdanen dan per analogie worden toegepast op de EU-onderdaan die gebruik maakt van zijn recht van vrij verkeer?

Over deze en andere vragen leest u meer in onze recente bijdrage naar aanleiding van het arrest Denis Raugevicius van het Hof van Justitie.
lees meer
Strafrecht geannoteerd 2018 Editie 2018 van het alom bekende en gebruikte wetboek Strafrecht geannoteerd. Deze editie is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2018 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. lees meer Grievenstelsel strijdig met het recht op toegang tot de rechter in geval van nieuw element In een belangrijk arrest van 16 mei 2019 heeft het Grondwettelijk Hof gepreciseerd dat de appelrechter ambtshalve een middel van openbare orde moet kunnen opwerpen "met betrekking tot het gegeven dat de feiten geen misdrijf zijn wanneer dat een gevolg is van een nieuw element dat is opgedoken na de indiening van het verzoekschrift in hoger beroep en wanneer de schuldvraag in dat verzoekschrift of in het grievenformulier niet is beoogd".

De beslissing van het Grondwettelijk Hof is volstrekt begrijpelijk. Het zou vrij kafkaiaans zijn dat de appelrechter een beklaagde niet kan vrijspreken als het gegeven dat het vervolgde feit geen misdrijf uitmaakt, blijkt uit een element dat pas is opgedoken...
lees meer
Europees aanhoudingsbevel en detentie-omstandigheden In een  belangrijk arrest van 15 oktober 2019 (zaak C-128/18, Dumitru-Tudor Dorobantu), heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie zich uitgesproken over de vraag in welke mate bij de beslissing of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel moet worden geweigerd, rekening moet worden gehouden met de detentie-omstandigheden in het land dat het Europees aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd. Ook de minimale ruimte waarover de gedetineerde in de cel moet kunnen beschikken, komt daarbij aan bod. lees meer De impact van de EU op het recht op informatie in het strafproces: hoog tijd voor een Miranda-warning in België In het Nederlandse tijdschrift Strafblad is een artikel verschenen van Joachim Meese waarin hij pleit voor de invoering van een Miranda-warning in België en bij uitbreiding in de andere lidstaten van de Europese Unie die deze regel nog niet kennen.

Met een Miranda-warning wordt bedoeld dat bij elke arrestatie onmiddellijk een kennisgeving moet gebeuren van de rechten waarover de gearresteerde beschikt. Het gaat dan met name om het recht op bijstand van een advocaat, het zwijgrecht en het verbod van gedwongen zelfincriminatie. De term is afkomstig van het alom gekende arrest Miranda v. Arizona uit 1964 (US Supreme Court 13 juni 1966, Miranda vs Arizona, 384 U.S. 436). In dit arrest...
lees meer
Grievenformulier mag niet te soepel maar ook niet te streng beoordeeld worden In een arrest van 5 maart 2019 (P.18.1158.N) heeft het Hof van Cassatie zich nog maar eens uitgesproken over het grievenformulier in strafzaken.

Om na te gaan of de grieven voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd, moet de appelrechter rekening houden met de wijze waarop de appellant in het verzoekschrift of grievenformulier de grieven heeft vermeld. Het Hof van Cassatie verduidelijkt dat de rechter bij die beoordeling niet overdreven soepel mag zijn omdat anders de bedoeling van de wetgever om ondoordachte hogere beroepen te vermijden niet kan worden bereikt, maar dat hij evenmin overdreven formalistisch mag zijn omdat anders het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter dreigt in...
lees meer
Hof van Cassatie bevestigt onmiddellijke werking soepelere procedurewet In een arrest van 5 februari 2019 (P.18.0793.N) heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat een soepelere procedurewet onmiddellijk van toepassing is op alle hangende zaken.

Op zich lijkt dat niet verrassend, ware het niet dat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 8 november 2018 (nr. 153/2018) nog aangaf dat de door de politiediensten en de vervolgende instanties na te leven regels betreffende de bewijsvoering van de schuld van een persoon, in beginsel niet in het nadeel van die persoon mogen worden gewijzigd met terugwerkende kracht (overweging B.24.4).
lees meer
Gjini t. Servië: geweld tussen gedetineerden vereist ook zonder strafklacht grondig onderzoek In een arrest van vandaag deed het EHRM uitspraak in een zaak waarin de verzoeker, een Kroatische onderdaan, ernstig fysiek en mentaal werd mishandeld in een Servische gevangenis door Servische medegedetineerden (zie het overzicht van de feiten in de randnes. 11-22 van het arrest). Deze mishandeling stopte pas nadat de advocaat van de verzoeker om een overplaatsing had verzocht nadat hij had gezien dat er duidelijk iets aan zijn cliënt schortte, ook al wou hijzelf daarover niets kwijt.

Interessant aan het arrest is dat het EHRM de exceptie van de Servische overheid dat niet alle interne rechtsmiddelen werden uitgeput (art. 35 EVRM), verwerpt: het feit dat de verzoeker geen strafklacht heeft...
lees meer
Ook hoger beroep tegen de beslissing die het verzet als gedaan beschouwt, maakt grond van de zaak aanhangig In een arrest van 26 september 2019 zegt het Grondwettelijk Hof dat artikel 187, §9, 2e lid van het Wetboek van Strafvordering de Grondwet schendt "in zoverre het niet bepaalt dat een hoger beroep tegen de beslissing die het verzet als gedaan beschouwt, inhoudt dat de grond van de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de rechter in hoger beroep wanneer die laatste het verzet voor het eerst ongedaan verklaart in hoger beroep".

Wij geven wat toelichting bij deze beslissing.
lees meer
Uniform reglement verhoorbijstand Salduz gepubliceerd In het Staatsblad van vandaag is het "Uniform reglement verhoorbijstand Salduz in het kader van de permanentiedienst" van de Orde van Vlaamse Balies verschenen. In de toekomst zullen enkel advocaten die een bijzondere opleiding voor bijstand van verdachten tijdens het verhoor hebben gevolgd, nog ingeschreven kunnen worden op de permanentiedienst waarop een beroep wordt gedaan wanneer een advocaat wordt gezocht voor het verlenen van bijstand aan een gearresteerde verdachte. lees meer Hof van Cassatie stelt drie prejudiciële vragen over voorrecht van rechtsmacht In een zaak behandeld door ons kantoor heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 26 november 2019 (P.19.0811.N) drie prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof over het voorrecht van rechtsmacht. In de zaak die aanleiding gaf tot het arrest, was een medeverdachte rechtstreeks gedagvaard na een gerechtelijk onderzoek gevoerd door een raadsheer-onderzoeksrechter en nadat de strafvordering lastens de houder van het voorrecht van rechtsmacht was vervallen wegens het betalen van een minnelijke schikking. lees meer Aangehoudene wiens overlevering n.a.v. een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgesteld, moet niet noodzakelijk gedetineerd blijven In een arrest van 28 mei 2019 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat artikel 20, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel het gelijkheidsbeginsel schendt "in zoverre het aan de personen die krachtens een uitvoerbaar verklaard Europees aanhoudingsbevel in hechtenis worden gehouden en wier overlevering aan de uitvaardigende Staat wordt uitgesteld met toepassing van artikel 24 van de wet van 19 december 2003, opdat in België vervolging kan worden ingesteld wegens een ander feit dan dat waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, niet de mogelijkheid biedt om te verzoeken om hun voorwaardelijke invrijheidstelling of om hun invrijheidstelling tegen borgstelling, noch om... lees meer Toezeggingen aan criminelen in ruil voor verklaringen in België Op 22 en 23 november 2019 vindt te Brugge de jaarlijkse bijeenkomst van de Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland plaats. In de afdeling strafrecht van de vereniging zal het (zowel in België als in Nederland actuele) thema van de spijtoptant worden besproken.

Het preadvies aan Vlaamse kant werd geschreven door Joachim Meese en bevat onder meer een kritische analyse van de Belgische wettelijke regeling inzake spijtoptanten.
lees meer
Verzoekschrift voorlopige invrijheidstelling ingediend per fax na het sluiten der griffie is neergelegd op de volgende werkdag In een arrest van 29 november 2019 verduidelijkt het Hof van Cassatie dat wanneer een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling per fax is ingediend na het sluitingsuur van de griffie (16u), de termijn van vijf dagen om uitspraak te doen over dat verzoek pas begint te lopen op de dag waarop de ontvangst van de fax op de griffie wordt vastgesteld binnen de openingsuren van de griffie. lees meer De aanvang van de redelijke termijn bij voortgezette, voortdurende en samenhangende misdrijven In aflevering 6 van deze jaargang 2017 van het tijdschrift Nullum Crimen verscheen een noot van Joachim Meese onder het arrest van 23 mei 2017 van het Hof van Cassatie, dat een beslissing vernietigde omdat daarin was aangenomen dat de redelijke termijn bij voortgezette misdrijven voor het geheel van de vervolgde misdrijven slechts een aanvang neemt op het tijdstip waarop de beklaagde wordt beschuldigd van het laatst gepleegde misdrijf. In de noot wordt toegelicht dat het Hof van Cassatie zich daarmee voor het eerst duidelijk conformeert aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Ook wordt aandacht besteed aan aanverwante vragen met betrekking tot samenhangende en voortdurende... lees meer De burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter In het kader van een studienamiddag die de Universiteit Antwerpen heeft georganiseerd op 30 november 2017, schreef Joachim Meese een bijdrage over de burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter. Deze bijdrage is opgenomen in het verslagboek dat uitgegeven werd door Intersentia. lees meer Strafbaarheid van het zonder toestemming verspreiden van seksueel getint audio- of beeldmateriaal vereist geen herkenbaarheid van het slachtoffer voor derden Artikel 371/1, 1e lid, 2° van het Strafwetboek bestraft hij die de beeld- of geluidsopname van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten toont, toegankelijk maakt of verspreidt, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan. Die bepaling werd ingevoegd bij wet van 1 februari 2016 tot wijziging van diverse bepalingen wat de aanranding van de eerbaarheid en het voyeurisme betreft.

In een arrest van 29 oktober 2019 (P.19.0800.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie dat voor de strafbaarheid van het tonen of verspreiden van dergelijke beelden niet vereist is dat hij of zij die erop voorkomt, herkenbaar is voor derden.
lees meer
Beroepsverbod kan ook opgelegd worden aan een rechtspersoon Artikel 7bis Strafwetboek somt de straffen op die kunnen worden opgelegd aan een rechtspersoon.

Die opsomming is echter niet volledig, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 30 april 2019 (P.18.1265.N). Ook straffen die in bijzondere strafwetgeving zijn opgenomen, kunnen op rechtspersonen toepasselijk zijn en een voorbeeld daarvan is het beroepsverbod dat op basis van de wet beroepsuitoefeningsverbod kan worden opgelegd.
lees meer
Cassatie verfijnt rechtspraak verhoor getuige à charge In twee arresten van 8 september 2020 heeft het Hof van Cassatie de rechtspraak over het al dan niet verplicht horen van een getuige à charge verfijnd. Wij vatten voor u samen wat uit deze arresten moet worden onthouden. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Stirmanov t. Rusland: procureur die zich uitspreekt over schuld aan verjaarde feiten schendt het vermoeden van onschuld In een arrest van 29 januari 2019 (Stirmanov t. Rusland) heeft het EHRM Rusland veroordeeld wegens een miskenning van het vermoeden van onschuld. De aanleiding tot die veroordeling was een beslissing van een Russische procureur om geen onderzoek te openen wegens verjaring. In die beslissing werd namelijk duidelijk standpunt ingenomen over de schuld van de verdachte.
lees meer
Hasan Köse t. Turkije: straf met uitstel wegens ernstig politiegeweld schendt art. 2 EVRM In een arrest van vandaag (Hasan Köse t. Turkije) heeft het EHRM zich nogmaals uitgesproken over de positieve verplichting die op de overheid rust om voorvallen van ernstig politiegeweld te onderzoeken en te bestraffen.

De verzoeker werd samen met zijn broer op weg naar het werk gestopt door de wegpolitie. Toen zij om identificatie vroegen van de twee politieagenten, raakten de gemoederen verhit en begonnen de politieagenten de broers te slaan en maakten zij gebruik van traangas. Ze toonden geen identificatie, wat de broers deed vrezen dat ze te maken hadden met dieven die zich hadden vermomd als politie. Een van de broers trachtte een knuppel uit zijn wagen te halen,...
lees meer
Geen grievenschrift en toch ontvankelijk hoger beroep bij gebrek aan kennis vormvoorwaarden In een arrest van 20 oktober 2020 beslist het Hof van Cassatie dat het hoger beroep dat een gedetineerde zelf heeft aangetekend zonder een grievenformulier in te dienen, slechts onontvankelijk kan worden verklaard als redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de gedetineerde beklaagde op de hoogte was of kon zijn van de verplichting zulks tijdig te doen. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Openbaar ministerie mag advies verlenen bij loutere afhandeling burgerlijke belangen In een arrest van 29 september 2020 heeft het Hof van Cassatie verduidelijkt dat het openbaar minsterie bij de afhandeling van de burgerlijke belangen aanwezig mag zijn ter terechtzitting en er zijn advies over de beoordeling van de burgerlijke vordering kenbaar mag maken. lees meer Afkopen kan, maar vereist daadwerkelijke rechterlijke controle In aflevering 4 van jaargang 2016 van het tijdschrift Nullum Crimen verscheen een noot van Joachim Meese onder het arrest van 2 juni 2016 van het Grondwettelijk Hof (nr. 83/2016), waarin beslist werd dat de minnelijke schikking ongrondwettig is “in zoverre het het openbaar ministerie machtigt om via een minnelijke schikking in strafzaken een einde te maken aan de strafvordering nadat de strafvordering is ingesteld, zonder dat een daadwerkelijke rechterlijke controle bestaat”. lees meer Laattijdig geraadpleegde advocaat en uitstel: meestal nodig, maar niet altijd Als een advocaat pas kort voor een pleitzitting wordt geraadpleegd, lijkt het logisch dat om uitstel wordt gevraagd om de verdediging te kunnen voorbereiden. Toch moet daarmee worden opgelet, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 3 november 2020. Een beklaagde heeft namelijk geen absoluut recht op uitstel in een dergelijk geval, stelt het Hof. lees meer Verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling mag per fax worden ingediend In een arrest van 3 september 2019 (P.19.0911.N) heeft het Hof van Cassatie verduidelijkt dat een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling mag worden ingediend per fax. Weliswaar moet er zekerheid zijn dat het verzoek uitgaat van de verzoeker of zijn raadsman, maar die zekerheid vereist niet dat het verzoekschrift een originele handtekening bevat van de verzoeker of zijn raadsman. lees meer Bij een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf mag maar moet geen rekening worden gehouden met veroordelingen in een ander Europees land Wanneer de rechter vaststelt dat er sprake is van een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf, moet hij toepassing maken van de bestraffingsmildering voorzien in artikel 65, tweede lid van het Strafwetboek. Die regel is echter niet van toepassing wanneer de eerdere feiten bestraft werden in een andere lidstaat van de Europese Unie. In een arrest van 16 januari 2020 heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat die situatie niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, onder die interpretatie dat de rechter de veroordelingen in een andere lidstaat van de Europese Unie wel op een andere wijze in aanmerking kan nemen. lees meer De rechtsmiddelen verzet en hoger beroep: actualia In 2017 gaf Joachim Meese samen met prof. dr. Philip Traest een lezing over de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep in strafzaken ter gelegenheid van de XLIIste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva. Ondertussen is het verslagboek van deze prestigieuze cyclus verschenen bij uitgeverij Wolters Kluwer. Het is een bijzonder lijvig boek geworden met niet minder dan 16 interessante bijdragen over strafrechtelijke thema’s. In de tekst die Joachim Meese samen met zijn collega aan de Gentse universiteit Philip Traest heeft geschreven, worden de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep aan een kritische analyse onderworpen. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Dataretentie: het hof van justitie waakt over onze privacy In nummer 41 van jaargang 80 van het tijdschrift Rechtskundig Weekblad verscheen een kanttekening van Joachim Meese over dataretentie door telecomoperatoren. Daarbij gaat het over het bewaren en opvragen van gegevens (‘metadata’) van telecommunicatie. Uit die gegevens kan heel wat informatie worden gehaald, zoals het tijdstip en de duur van telefoongesprekken, de bestemmeling ervan en zelfs het surfgedrag. lees meer Theory and practice of the European Convention on Human Rights Begin 2018 verscheen de vijfde editie van het legendarische boek Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, een internationaal standaardwerk inzake mensenrechten in Europa. Aan deze editie werd gewerkt door vele gezaghebbende auteurs in dat domein. lees meer Kamer van inbeschuldigingstelling stuurt zaak met voorrecht van rechtsmacht opnieuw naar het Grondwettelijk Hof In een zaak behandeld door ons kantoor heeft de kamer van inbeschuldigingstelling te Gent bij arrest van 6 december 2018 (KI 2018/12/101) beslist om meer duidelijkheid te vragen aan het Grondwettelijk Hof over de toepassing van het voorrecht van rechtsmacht na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 22 maart 2018.

Met name wordt de volgende vraag voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof:

“Dient het arrest van het Grondwettelijk hof van 22 maart (GwH 35/2018) aldus begrepen te worden dat enkel een initiatief van de wetgever de vastgestelde schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door de artikelen 479, 483 en 503bis van het Wetboek van Strafvordering, vermag...
lees meer
The use of illegally obtained evidence in criminal cases: a brief overview Nadat Joachim Meese in 2016 de Belgische rechtspraak in verband met het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs aan een kritische analyse heeft onderworpen in zijn bijdrage voor het verslagboek van de cyclus Willy Delva, schreef hij een rechtsvergelijkende analyse over datzelfde onderwerp. De situatie in verschillende (vooral Angelsaksische georiënteerde) landen komt daarin aan bod, met bijzondere aandacht voor de Verenigde Staten, dat als bakermat van de zogenaamde exclusionary rule kan worden beschouwd. Ook de rechtspraak van het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) wordt in de analyse betrokken. Het artikel werd geschreven voor het internationale tijdschrift Era Forum en is zowel in papieren versie als in elektronische versie gepubliceerd. lees meer Een analyse van twee potpourri-ingrediënten Naar aanleiding van de studiecyclus die in 2017 werd georganiseerd door de Vlaamse Conferentie der balie van Gent verscheen het verslagboek met daarin bijdragen van alle sprekers. Het verslagboek bevat onder meer de bijdrage van Joachim Meese over twee aspecten van de zogenaamde potpourri II-wet. Een eerste deel betreft de regeling inzake conclusietermijnen in strafzaken. Een tweede deel handelt over het hoger beroep in strafzaken. lees meer Een Europees onderzoeksbevel is geen Europees aanhoudingsbevel In een arrest van 8 december 2020 (C-584/19) besliste het Hof van Justitie dat een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd door een parketmagistraat die niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht. Anders dus dan wat werd aangenomen met betrekking tot het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel. lees meer Onrechtmatig verkregen bewijs in strafzaken lees meer Verplichte herstelexamens na herhaald plegen van zware verkeersmisdrijven niet ongrondwettig In een arrest van 28 mei 2019 heeft het Grondwettelijk Hof gepreciseerd dat het verplicht opleggen van herstelexamens na herhaald plegen van zware verkeersmisdrijven, zonder dat daarbij sprake is van rechterlijke beoordelingsvrijheid, niet ongrondwettig is. lees meer Grondwettelijk Hof verfijnt strafrechtelijk gezag van gewijsde voor de burgerlijke rechter In een Valentijnsarrest van 14 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof verduidelijkt dat het strafrechtelijk gezag van gewijsde zich er niet tegen verzet dat een definitief veroordeelde beklaagde die vervolgens is opgeroepen voor de burgerlijke rechter, in dat burgerlijk proces meegeniet van het bewijs van zijn onschuld dat geleverd wordt door een andere partij die niet bij het strafproces was betrokken. lees meer Gebrek aan grief over de schuld verhindert niet dat appelrechter ambtshalve de onschuld van de beklaagde kan vaststellen In twee belangrijke arresten van vandaag spreekt het Grondwettelijk Hof zich opnieuw uit over grievenstelsel. Deze arresten bouwen voort op een eerdere beslissing van 16 mei 2019 waarin werd vastgesteld dat de onmogelijkheid voor de appelrechter om de onschuld vast te stellen omdat geen grief over de schuld werd ontwikkeld, ongrondwettig is wanneer die onschuld blijkt uit een nieuw element dat maar aan het licht is gekomen na het indienen van de grieven.

Thans wordt vastgesteld dat er ook sprake is van ongrondwettigheid in de mate dat de appelrechter de onschuld van de beklaagde niet ambtshalve zou kunnen vaststellen omdat geen grief werd ontwikkeld met betrekking tot de beslissing over de...
lees meer
Hof van Justitie spreekt zich opnieuw uit over dataretentie In twee belangrijke arresten van 6 oktober 2020 heeft het Hof van Justitie zich opnieuw uitgesproken over dataretentie. Wij vatten de belangrijkste conclusies van deze arresten voor u samen. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Justitie werkt voortaan samen met betrouwbare criminelen In aflevering 7 van het Rechtskundig Weekblad jaargang 82 verscheen een kritische kijk op twee wetten van 22 juli 2018 die op 7 augustus 2018 in het Staatsblad werden gepubliceerd. Sedert de inwerkingtreding van deze wetten op 17 augustus 2018 is het mogelijk om burgers te laten infiltreren in criminele organisaties (burgerinfiltratie) en om aan criminelen die een andere crimineel aan de galg te praten, toezeggingen te doen op vlak van straf voor de feiten die zij zelf hebben gepleegd (spijtoptanten, ook wel pentiti genoemd). lees meer