Criminis. Uw licht in het strafrecht. meer snelnieuws

Criminis. Uw licht in het strafrecht. meer snelnieuws

Hasan Köse t. Turkije: straf met uitstel wegens ernstig politiegeweld schendt art. 2 EVRM

18 DECEMBER 2018

In een arrest van 18 december 2018 (Hasan Köse t. Turkije) heeft het EHRM zich nogmaals uitgesproken over de positieve verplichting die op de overheid rust om voorvallen van ernstig politiegeweld te onderzoeken en te bestraffen.

De verzoeker werd samen met zijn broer op weg naar het werk gestopt door de wegpolitie. Toen zij om identificatie vroegen van de twee politieagenten, raakten de gemoederen verhit en begonnen de politieagenten de broers te slaan en maakten zij gebruik van traangas. Ze toonden geen identificatie, wat de broers deed vrezen dat ze te maken hadden met dieven die zich hadden vermomd als politie. Een van de broers trachtte een knuppel uit zijn wagen te halen, maar werd beschoten en geraakt in de buik. Hij overleefde het incident, maar er was wel sprake van een levensbedreigende situatie en uiteindelijk ook van een verminderde werkcapaciteit van 27%.

De zaak gaf aanleiding tot vervolging van de politieagent die het schot had gelost, waarbij hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden met uitstel. Naar Turks recht impliceert een dergelijke beslissing dat deze geen enkel gevolg heeft voor de betrokkene zolang hij geen nieuwe feiten pleegt binnen de proeftermijn.

Voor het EHRM voert de verzoeker aan dat deze veroordeling met uitstel de facto neerkomt op een bescherming van de betrokken politieagent, zodat er sprake is van een schending van art. 2 EVRM (het recht op leven).

Het Hof herinnert eraan dat op grond van art. 2 EVRM op de Staat een positieve verplichting rust om het leven van burgers te beschermen, wat vereist dat het interne recht in staat is om te bestraffen wanneer het leven van een burger in het gedrang komt. Om te beoordelen of een beslissing uit het interne recht al dan niet art. 2 EVRM miskent, gaat het EHRM na of de beslissing van de interne rechter het preventieve en afschrikwekkende effect dat van de beslissing moet uitgaan niet ondergraaft (§ 34 van het arrest). De bestraffing moet namelijk van aard zijn om toekomstige aantastingen van het recht op leven tegen te gaan (en ze dus zeker niet aan te moedigen).

Vervolgens wijst het Hof erop dat alhoewel er geen absolute verplichting is dat elke vervolging wegens levensbedreigend (politie)geweld altijd moet leiden tot veroordeling of tot het opleggen van een specifieke straf, de interne rechter niet mag toelaten dat levensbedreigend geweld onbestraft blijft (§ 35). Alhoewel het EHRM veel ruimte laat aan de lidstaten om zelf de gepaste sanctie te kiezen in geval van ernstig politiegeweld, wordt toch toegezien of de beslissing van de nationale rechter niet in strijd is met art. 2 EVRM.

In dit concrete geval, wordt inderdaad een dergelijke schending vastgesteld. De schuld van de betrokken politieagent aan het disproportioneel (en levensbedreigend) geweld was namelijk vastgesteld, maar bleef volgens het Hof de facto onbestraft door het verlenen van uitstel. Het Hof wees er trouwens eerder al op dat het verlenen van uitstel aan politieagenten die worden vervolgd wegens politiegeweld, leidt tot een onaanvaardbare vorm van straffeloosheid (zie de verwijzigingen in § 37 van het arrest). Dergelijke praktijk leidt ertoe dat er geen sprake is van preventie en afschrikking, zodat de overheid haar burgers onvoldoende beschermt tegen politiegeweld.

Deel dit bericht

Met Criminis snelnieuws proberen we u zo snel mogelijk in kort bestek op de hoogte te brengen van nieuwe evoluties in het strafrecht. Hebt u weet van een belangrijke uitspraak?