Gjini t. Servië: geweld tussen gedetineerden vereist ook zonder strafklacht grondig onderzoek
15 JANUARI 2019
In een arrest van 15 januari 2019 deed het EHRM uitspraak in een zaak waarin de verzoeker, een Kroatische onderdaan, ernstig fysiek en mentaal werd mishandeld in een Servische gevangenis door Servische medegedetineerden (zie het overzicht van de feiten in de randnrs. 11-22 van het arrest). Deze mishandeling stopte pas nadat de advocaat van de verzoeker om een overplaatsing had verzocht nadat hij had gezien dat er duidelijk iets aan zijn cliënt schortte, ook al wou hijzelf daarover niets kwijt.
Interessant aan het arrest is dat het EHRM de exceptie van de Servische overheid dat niet alle interne rechtsmiddelen werden uitgeput (art. 35 EVRM), verwerpt. Met name had de Servische staat aangevoerd dat de verzoeker weliswaar een civiele procedure heeft opgestart (waarbij hem een – zij het beperkte – schadevergoeding werd toegekend), maar dat hij nooit strafklacht heeft neergelegd wegens de feiten van mishandeling. Het EHRM voegt deze exceptie bij de grond van de zaak, namelijk de vraag of er al dan niet sprake is geweest van een schending van art. 3 EVRM (procedurele luik) doordat de overheid faalde in haar positieve verplichting om gedetineerden te beschermen tegen geweld in de gevangenis. Het Hof komt tot het besluit dat een dergelijke schending inderdaad voorligt, aangezien er nooit een officieel onderzoek heeft plaatsgevonden (§ 103), terwijl er wel degelijk sprake was van ernstige mishandeling. Er kan volgens het Hof geen twijfel over bestaan dat de gevangenisautoriteiten op de hoogte moeten geweest zijn van de mishandeling, gelet op de uiterlijke gevolgen ervan (o.a. een geschoren hoofd en wenkbrauwen en verwondingen aan de voeten).
Net zoals in België (art. 29 Wetboek van Strafvordering) geldt in Servië een ambtelijke aangifteplicht, dus kon en moest door de gevangenisautoriteiten aangifte worden gedaan aan het openbaar ministerie. Er kon dus ook zonder een klacht van de verzoeker een strafonderzoek hebben plaatsgevonden. Het feit dat de verzoeker zelf geen strafklacht heeft ingediend, leidt er dus niet toe dat zijn klacht voor het EHRM als onontvankelijk moet worden afgewezen.