getuigenverhoor
getuigenverhoor

Het getuigenverhoor à décharge na het arrest Murtazaliyeva

8 MAART 2019

Recent berichtten we nog over het arrest van 26 februari 2019 van het Hof van Cassatie waarin het Hof verduidelijkte met welke elementen de strafrechter rekening moet houden bij zijn beslissing om een getuige à décharge al dan niet te horen (lees hier dat bericht).

In deze bijdrage gaan we wat dieper in op de vraag hoe over diezelfde vraag werd geoordeeld door de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het recente arrest Murtazaliyeva (EHRM 18 december 2018, Murtazaliyeva t. Rusland).

De feiten

Murtazaliyeva is een Russische vrouw die in Rusland veroordeeld werd wegens deelname aan een terroristische organisatie. Na haar arrestatie werd zij gefouilleerd door de politie en werden in de aanwezigheid van twee getuigen (B. en K.) twee pakjes in beslag genomen bestaande uit een ongekende stof gewikkeld in aluminiumfolie. Uit latere expertise bleek het om een explosief materiaal te gaan.

Tijdens het proces verzocht de verdediging om B. en K. te horen als getuige, aangezien Murtazaliyeva de inbeslagname zelf niet betwistte, maar wel aanvoerde dat de politie de pakjes zelf in haar handtas had geplaatst alvorens haar te fouilleren. Dat verzoek werd echter geweigerd. Voor het EHRM werpt zij op dat door die weigering sprake is geweest van een schending van het recht op een eerlijk proces.

Algemene principes met betrekking tot het getuigenverhoor à décharge

De Grote Kamer vat eerst en vooral samen wat al eerder werd beslist over het getuigenverhoor à décharge (randnrs. 139-149). Daaruit blijkt dat het in beginsel aan de nationale rechter wordt overgelaten om te beslissen of het horen van een welbepaalde getuige noodzakelijk is. Een beklaagde die een getuige à décharge wenst te doen horen, zal daarom zijn verzoek moeten ondersteunen door aan te geven waarom dat belangrijk is voor de zaak en voor het achterhalen van de waarheid. Doet de beklaagde dat en weigert de strafrechter niettemin tot het getuigenverhoor over te gaan, dan moet worden nagegaan of daardoor het recht op een eerlijk proces is miskend (randnr. 141; het stellen van deze twee vragen wordt verder in het arrest omschreven als de ‘Perna-test’, onder verwijzing naar het arrest van 6 mei 2003 in de zaak Perna t. Italië).

Wat volgt in het arrest, is een overzicht van rechtspraak waarin in diverse zaken wel of niet werd beslist dat de weigering van de rechter het recht op een eerlijk proces heeft aangetast.

Een van de argumenten die daarbij een rol kan spelen, is bv. de vraag of de getuigenverklaring een impact zou kunnen gehad hebben op de beslissing. Wanneer een beklaagde bv. aanvoert dat zijn bekentenis werd afgedwongen en dat wenst aan te tonen aan de hand van het verhoor van een getuige, dan is dat verhoor niet noodzakelijk als vastgesteld wordt dat met die bekentenis toch geen rekening werd gehouden (randnr. 145).

Het tegenovergestelde geval leidt uiteraard tot een andere conclusie: als vastgesteld wordt dat het getuigenverhoor wel belangrijk zou kunnen geweest zijn voor de verdediging, dan moet de weigering om tot dat verhoor over te gaan, voldoende worden gemotiveerd (randnr. 146). Een gebrek aan motivering leidt echter niet automatisch tot een schending van het recht op een eerlijk proces (randnr. 148). Maar eenmaal de overheid heeft vastgesteld dat een getuige van belang is voor de waarheidsvinding, moeten wel de nodige maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat die getuige ook effectief aanwezig is op de terechtzitting (randnr. 147).

Verduidelijking van deze principes

De Grote Kamer verduidelijkt deze principes verder in het arrest en formuleert voor het eerst een drieledige test die het voortaan zal doorlopen telkens wanneer het geconfronteerd wordt met een beslissing van een nationale rechter waarbij een (volgens de interne wet toelaatbaar gedaan) verzoek om een getuige à décharge te horen, door de nationale rechter werd afgewezen.

De Grote Kamer formuleert voor het eerst een drieledige test die het voortaan zal doorlopen telkens wanneer het geconfronteerd wordt met een beslissing van een nationale rechter waarbij een (volgens de interne wet toelaatbaar gedaan) verzoek om een getuige à décharge te horen, door de nationale rechter werd afgewezen.

Met name bestaat de ‘Murtazaliyeva-test’ uit de volgende drie vragen (randnr. 158):

  1. of het verzoek tot getuigenverhoor voldoende werd gemotiveerd en of het gevraagde verhoor relevant zou geweest zijn voor de beoordeling van zaak,
  2. of de nationale rechter de relevantie van het gevraagde getuigenverhoor heeft beoordeeld en gegronde redenen heeft opgegeven voor de beslissing om de getuige niet te horen,
  3. of de beslissing van de nationale rechter om de getuige niet te horen, het recht op een eerlijk proces heeft aangetast.

Wat precies moet begrepen worden onder elk van die drie vragen, wordt door de Grote Kamer verder in het arrest toegelicht teneinde duiding te geven bij de beoordeling van toekomstige zaken (randnr. 159).

Eerste vraag: motivering en relevantie van het getuigenverhoor

Wat de eerste vraag betreft, stelt het Hof vast dat de pre- en post Perna rechtspraak nogal diverse invullingen met zich heeft gebracht van wat moet begrepen worden onder het ‘relevant’ zijn voor de beoordeling van de zaak. Soms werd bv. verwezen naar het achterhalen van de waarheid, soms naar een mogelijke beïnvloeding van het resultaat van het proces en soms naar een versterking van de positie van de verdediging. Het Hof vat samen dat het getuigenverhoor relevant moet zijn voor de beoordeling van de aanklacht en een invloed moet kunnen hebben op de uitkomst van het proces. Dat laatst moet echter breed worden ingevuld, want ook getuigenverhoren waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat ze de positie van de verdediging kunnen versterken, vallen hieronder (randnr. 160).

Of de verdediging op voldoende wijze de relevantie van het gevraagde getuigenverhoor heeft aangetoond, hangt sterk af van de gegevens van de zaak. Het Hof geeft namelijk aan dat soms zelfs een bijzonder karige motivering van de vraag tot getuigenverhoor kan volstaan, namelijk wanneer de relevantie ervan voor de hand liggend is (randnr. 161).

Tweede vraag: beoordeling door de nationale rechter en motivering van de beslissing

Aangaande de tweede vraag, wijst het Hof er vooreerst op dat artikel 6 EVRM niet vereist dat elke getuige die door de verdediging wordt aangebracht, moet worden verhoord ter terechtzitting. Wel moet de gelijkheid der wapens worden gerespecteerd opdat het proces eerlijk zou zijn. Belangrijk is dat de beslissing van de rechter om een getuigenverhoor te weigeren, afdoende wordt gemotiveerd. De vereisten die aan die motivering worden gesteld, hangen af van de argumenten die worden aangevoerd door de verdediging om de getuige te horen: hoe sterker die zijn, hoe beter de weigering uiteraard zal moeten worden gemotiveerd (randnr. 166).

Belangrijk is dat de beslissing van de rechter om een getuigenverhoor te weigeren, afdoende wordt gemotiveerd. De vereisten die aan die motivering worden gesteld, hangen af van de argumenten die worden aangevoerd door de verdediging om de getuige te horen: hoe sterker die zijn, hoe beter de weigering uiteraard zal moeten worden gemotiveerd.

Derde vraag: is het eerlijk karakter van het proces aangetast?

Met betrekking tot de derde vraag, preciseert het Hof dat een globale beoordeling van het recht op een eerlijk proces altijd vereist is (randnr. 167), wat ook de uitkomst is van de eerste twee vragen. Het is precies hierdoor, dat een al te rigide invulling wordt vermeden. Het Hof voegt er nog aan toe dat het antwoord op de eerste twee vragen weliswaar richtinggevend zal zijn voor de beoordeling van het eerlijk karakter van het proces, maar dat het toch niet kan worden uitgesloten dat in uitzonderlijke gevallen, omwille van overwegingen met betrekking tot de eerlijkheid van het proces, toch anders zal worden beslist dan het antwoord op de eerste twee vragen zou doen uitschijnen (randnr. 168).

Toepassing op de zaak

Zoals steeds, past het Hof de vooropgestelde principes vervolgens toe op de voorliggende zaak. Het Hof komt tot de conclusie dat er geen schending van artikel 6 EVRM kan worden vastgesteld, waarbij vooral de volgende argumenten van belang zijn geweest:

  1. Wat de eerste vraag betreft, stelt het Hof vast dat de verdediging heeft aangevoerd dat pakketjes met explosieven in de handtas van de verzoekster werden geplaatst alvorens B. en K. aanwezig waren. Er diende dus meer uitleg te volgen waarom het verhoor van die getuigen dan wel relevant was, maar die uitleg ontbrak in het overigens zeer summier gemotiveerde verzoek tot getuigenverhoor (randnr. 171).
  2. Op grond van het voorgaande werd de weigering om de getuigen B. en K. te horen, door het Russische Hooggerechtshof als voldoende gemotiveerd beschouwd. Het EHRM neemt daar vrede mee, temeer de verdediging vrij passief was tijdens het verhoor van de politieambtenaren die de verzoekster hadden gefouilleerd en dus niet bijzonder gedreven leek om in te gaan op de omstandigheden voorafgaand aan de fouillering (randnr. 174).
  3. Dat het proces eerlijk is verlopen, leidt het Hof verder ook af uit het feit dat de verzoekster bijgestaan werd door twee bekwame advocaten, dat zij alle nodige verweermiddelen kon laten gelden en dat de veroordeling gesteund was op heel wat belastende bewijselementen.

Kritische dissenting opinion

Het arrest wordt uitgeleid door een partly dissenting opinion van rechter Bošnjak en een – bijzonder kritische – dissenting opinion van rechter Pinto de Albuquerque. Volgens deze laatste moet het arrest alarmbellen doen rinkelen bij advocaten omdat de naar voren geschoven test inzake de eerlijkheid van het proces niets meer is dan een blanco-cheque voor de nationale rechter om te doen wat hij wil met artikel 6.3 EVRM. Zijn besluit is dan ook alarmerend: “The silent assault on the rights of the defence in criminal procedure has been incontrovertibly stepped up, to such an extent that one wonders where it will stop”.

Alarm bells should be ringing among lawyers as a result of this judgment. (…) The silent assault on the rights of the defence in criminal procedure has been incontrovertibly stepped up, to such an extent that one wonders where it will stop.
Rechter Pinto de Albuquerque

Een uitgebreide analyse van de bezwaren van rechter Pinto de Albuquerque zou ons te ver leiden binnen het bestek van deze bijdrage. Maar het is wel een feit dat recente arresten van de Grote Kamer (waaronder zeker het arrest Ibrahim) het gevaar inhouden van een verwatering van het recht op een eerlijk proces door het vermijden van bright line rules en door het vooropstellen van een niet-limitatieve lijst van factoren om de eerlijkheid van het proces te bepalen. Het werken met dergelijke lijsten maakt het namelijk mogelijk voor een rechter om zich vooral te baseren op net die factoren die de beslissing dat het proces eerlijk is verlopen, kunnen schragen. De toepassing door de Belgische rechtspraak van de criteria ter beoordeling van de invloed van het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs op het eerlijk karakter van het proces, is daarvan een sprekend voorbeeld (de zogenaamde ‘antigoondoctrine’).

Het arrest van het Hof van Cassatie van 26 februari 2019

Zoals al vermeld in de aanhef van deze bijdrage, heeft ook het Hof van Cassatie zich recent uitgesproken over het vraagstuk van de getuigen à décharge. Het is niet duidelijk of het Hof zich daarbij heeft gebaseerd op het arrest Murtazaliyeva. In elk geval wordt de Murtazaliyeva-test in het arrest niet expliciet overgenomen. Wel komt de derde deelvraag ervan aan bod, aangezien als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de rechter aan wie gevraagd wordt een getuige à décharge te horen, er bij zijn oordeel over moet waken dat het recht van de beklaagde op een eerlijk proces in zijn geheel beschouwd niet in het gedrang wordt gebracht.

Verder wordt verduidelijkt dat de rechter zijn beslissing over deze vraag moet steunen op concrete omstandigheden die hij aanwijst, wat dan weer min of meer de tweede deelvraag van de Murtazaliyeva-test uitmaakt. Die concrete omstandigheden kunnen, aldus het Hof van Cassatie, onder meer betrekking hebben op “de feitelijke of juridische onmogelijkheid om de getuigen te horen, de relatie die de getuige had of heeft met de bij het strafproces betrokken partijen, de betrouwbaarheid van de door de getuige af te leggen verklaring rekening houdend met die relatie, zijn persoonlijkheid of het tijdsverloop sinds de feiten of het beschikbaar zijn van een geschreven verklaring van de persoon die de beklaagde als getuige wenst te horen, waarin die een eerdere verklaring herroept of nuanceert”.

Alhoewel er dus een zekere gelijkenis met de Murtazaliyeva-test kan worden vastgesteld, is de door het Hof van Cassatie vooropgestelde toets dus niet helemaal gelijklopend. Het mag dan ook worden verwacht dat de Murtazaliyeva-test zich in de toekomstige rechtspraak van het Hof van Cassatie iets nadrukkelijker zal laten gevoelen.

Wat met ander bewijs à décharge?

Bij wijze van afsluiter kan nog worden gewezen op een ander recent arrest van het EHRM (EHRM 7 maart 2019, Abdullayev t. Azerbeidzjan). In die zaak ging het om een parlementslid dat werd vervolgd voor een gevecht dat had plaatsgevonden in het parlement. De verdediging had de strafrechter verzocht een video-opname van de bewuste schermutseling te bekijken ter beoordeling van de zaak, wat echter werd geweigerd. Het EHRM preciseert dat de Murtazaliyeva-test ook kan worden toegepast op een dergelijk verzoek van de verdediging. In deze zaak werd wel een schending van het recht op een eerlijk proces aangenomen, aangezien de bewuste opname zeker van belang kon zijn geweest voor de beoordeling van de zaak.

Deel dit bericht

Verwante berichten

Hoger beroep tegen beschikking van de raadkamer inzake internering vereist grieven In een arrest van 8 oktober 2019 (P.19.0611.N) heeft het Hof van Cassatie beslist dat het hoger beroep dat wordt ingesteld tegen de beschikking van de raadkamer waarbij een beslissing wordt genomen inzake internering, slechts ontvankelijk is als er grieven worden geformuleerd tegen die beslissing. lees meer Het bewijs in strafzaken Dit verslagboek van de XLIste postuniversitaire cyclus Willy Delva besteedt aandacht aan procesefficiëntie in zijn verschillende aspecten en dit zowel in het civiele, penale als het publiek procesrecht. Het boek bevat onder meer een bijdrage van Joachim Meese over het bewijs in strafzaken. Daarin bespreekt hij de bewijslast en de bewijsmiddelen, het onrechtmatig verkregen bewijs, de bewijswaardering en de bewijsstandaard. Vooral aan het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs wordt veel aandacht besteed. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Theory and practice of the European Convention on Human Rights Begin 2018 verscheen de vijfde editie van het legendarische boek Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, een internationaal standaardwerk inzake mensenrechten in Europa. Aan deze editie werd gewerkt door vele gezaghebbende auteurs in dat domein. lees meer Hof van Justitie spreekt zich opnieuw uit over dataretentie In twee belangrijke arresten van 6 oktober 2020 heeft het Hof van Justitie zich opnieuw uitgesproken over dataretentie. Wij vatten de belangrijkste conclusies van deze arresten voor u samen. lees meer Ēcis t. Letland: ernstig ongelijke strafuitvoering mannen en vrouwen schendt de artikelen 14 en 8 EVRM In de zaak Ēcis t. Letland heeft het EHRM zich op 10 januari 2019 uitgesproken over de vraag of een verschillende behandeling van mannen en vrouwen bij de strafuitvoering al dan niet een schending oplevert van het EVRM.

De verzoeker zat in de gevangenis tussen 2002 en 2015. In 2008 verzocht hij om de begrafenis van zijn vader te kunnen bijwonen, maar dit werd geweigerd bij gebrek aan wettelijke grondslag. De verzoeker zat namelijk in een ‘maximum-security’ gevangenis en kwam daardoor naar Lets recht niet in aanmerking voor de gevraagde gunst. Naar aanleiding daarvan beklaagde hij zich erover dat andere wettelijke regelingen gelden bij de strafuitvoering van mannen dan het geval...
lees meer
Interrogating young suspects (vol. I & vol. II) In 2015 werd een wetenschappelijk onderzoeksproject afgesloten met als titel Protecting young suspects in interrogations – a study on safeguards and best practice. Het onderzoek heeft betrekking op het verhoor van minderjarige verdachten en welke waarborgen er in dat verband bestaan in diverse landen, zowel in het recht als in de praktijk. Wat België betreft, werd aan het onderzoek deelgenomen door Joachim Meese voor de Universiteit Antwerpen. De studie verscheen ondertussen in boekvorm in twee delen. lees meer Deadline pilootarrest internering is verstreken Vandaag is het exact twee jaar geleden dat het pilootarrest W.D. tegen België van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) definitief is geworden. In dat arrest werd ons land veroordeeld voor de wijze waarop geïnterneerden worden behandeld in de Belgische gevangenissen. Er werd een termijn van twee jaar voorzien om orde op zaken te stellen en die termijn is nu dus voorbij.

Wij maken van de gelegenheid gebruik om de inhoud van het arrest W.D. nog even in herinnering te brengen, maar ook om stil te staan bij de figuur van het pilootarrest. En uiteraard kijken we ook even naar de huidige stand van zaken en het standpunt van het...
lees meer
Onrechtmatig verkregen bewijs in strafzaken lees meer Veroordeling tot betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen schendt de Grondwet niet In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 16/2019) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de veroordeling tot de betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen die kan worden uitgesproken in douanestrafzaken.

Krachtens artikel 221, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen(AWDA) dient de rechter die een in artikel 220 van de AWDA bedoeld douanemisdrijf bewezen acht, de betrokken goederen verbeurd te verklaren, waardoor de Belgische Staat van rechtswege eigenaar wordt van die goederen.

Teneinde de rechten van de Belgische Staat te vrijwaren, dient de rechter die de verbeurdverklaring uitspreekt, daaraan tevens, op vordering van de directeur der douane en accijnzen, een veroordeling te koppelen tot betaling...
lees meer
Gjini t. Servië: geweld tussen gedetineerden vereist ook zonder strafklacht grondig onderzoek In een arrest van vandaag deed het EHRM uitspraak in een zaak waarin de verzoeker, een Kroatische onderdaan, ernstig fysiek en mentaal werd mishandeld in een Servische gevangenis door Servische medegedetineerden (zie het overzicht van de feiten in de randnes. 11-22 van het arrest). Deze mishandeling stopte pas nadat de advocaat van de verzoeker om een overplaatsing had verzocht nadat hij had gezien dat er duidelijk iets aan zijn cliënt schortte, ook al wou hijzelf daarover niets kwijt.

Interessant aan het arrest is dat het EHRM de exceptie van de Servische overheid dat niet alle interne rechtsmiddelen werden uitgeput (art. 35 EVRM), verwerpt: het feit dat de verzoeker geen strafklacht heeft...
lees meer
Venet t. België: laattijdige oproeping voor zitting Hof van Cassatie schendt art. 5.4 EVRM Bij arrest van 22 oktober 2019 (Venet t. België) werd ons land veroordeeld wegens een schending van artikel 5.4 EVRM.

In casu ging het om een inverdenkinggestelde die cassatieberoep had aangetekend tegen de handhaving van zijn aanhouding door de kamer van inbeschuldigingstelling, maar niet aanwezig kon zijn ter zitting van het Hof van Cassatie door de laattijdige ontvangst van de oproeping.
lees meer
Ook de beklaagde beschikt voortaan over een volgberoep Het Grondwettelijk Hof heeft zich in een arrest van 6 juni 2019 (nr. 96/2019) nog maar eens uitgesproken over het in 2016 gewijzigde hoger beroep in strafzaken. In essentie komt deze beslissing erop neer dat het volgberoep waarover het openbaar ministerie beschikt, ook moet openstaan voor de beklaagde.

We staan stil bij de concrete gevolgen van dit arrest en de nieuwe vragen waartoe het leidt.

Onze conclusie: anders dan wat de wetgever destijds heeft aangekondigd, is het nieuwe hoger beroep geen quick win. Het is een epic fail.
lees meer
Laattijdig geraadpleegde advocaat en uitstel: meestal nodig, maar niet altijd Als een advocaat pas kort voor een pleitzitting wordt geraadpleegd, lijkt het logisch dat om uitstel wordt gevraagd om de verdediging te kunnen voorbereiden. Toch moet daarmee worden opgelet, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 3 november 2020. Een beklaagde heeft namelijk geen absoluut recht op uitstel in een dergelijk geval, stelt het Hof. lees meer Over nummerplaten, privacy en de verkeersboete Er is de voorbije week heel wat te doen geweest over de arresten van het Hof van Cassatie van 13 december 2016 aangaande de identificatie van de houder van een nummerplaat door de politie. Meteen hadden heel wat burgers vragen bij de rechtsgeldigheid van de verkeersboetes die in het verleden werden betaald of die nog te betalen vallen. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Hasan Köse t. Turkije: straf met uitstel wegens ernstig politiegeweld schendt art. 2 EVRM In een arrest van vandaag (Hasan Köse t. Turkije) heeft het EHRM zich nogmaals uitgesproken over de positieve verplichting die op de overheid rust om voorvallen van ernstig politiegeweld te onderzoeken en te bestraffen.

De verzoeker werd samen met zijn broer op weg naar het werk gestopt door de wegpolitie. Toen zij om identificatie vroegen van de twee politieagenten, raakten de gemoederen verhit en begonnen de politieagenten de broers te slaan en maakten zij gebruik van traangas. Ze toonden geen identificatie, wat de broers deed vrezen dat ze te maken hadden met dieven die zich hadden vermomd als politie. Een van de broers trachtte een knuppel uit zijn wagen te halen,...
lees meer
Grondwettelijk Hof stelt nieuwe schending Grondwet vast inzake voorrecht van rechtsmacht In een zaak behandeld door ons kantoor heeft het Grondwettelijk Hof bij arrest van 24 september 2020 (nr. 124/2020) nog maar eens een schending van de Grondwet vastgesteld met betrekking tot het voorrecht van rechtsmacht.

De uitspraak kwam er naar aanleiding van drie prejudiciële vragen gesteld door het Hof van Cassatie bij arrest van 26 november 2019.
lees meer
De verjaring van de strafvordering uitgeklaard In dit boek wordt de complexe materie van de verjaring van de strafvordering op een duidelijke wijze in kaart gebracht. De verschillende facetten van de berekening van de verjaring worden besproken vanuit een ‘stappenplan’ om tot een correcte berekening te komen. De handige bijlagen bieden een schematisch overzicht van de essentiële elementen van die stappen, rekening houdend met de verschillende verjaringsregimes die van toepassing waren doorheen de tijd. Een onmisbaar werkinstrument dus voor advocaten, parketmagistraten en rechters. lees meer Amanda Knox t. Italië: onvoldoende onderzoek naar mensonwaardige behandeling, gebrek aan bijstand en een te voortvarende tolk leiden tot oneerlijk proces Het verhaal van Amanda Knox is wellicht iedereen bekend. Deze Amerikaanse uitwisselingsstudente werd verdacht van de moord op Meredith Kercher in 2007 in Perugia (Italië) en zat hierdoor 4 jaar in de gevangenis in Italië. De zaak en het lange proces kregen heel wat media-aandacht. Na eerder te zijn veroordeeld, werd Amanda Knox uiteindelijk op 27 maart 2015 definitief vrijgesproken voor de moord bij arrest van het Italiaanse Hof van Cassatie. Op Netflix is intussen een documentaire te zien over de zaak.

Op 24 januari 2019 deed het EHRM uitspraak in de zaak Knox t. Italië. Dit arrest is een uitloper van de strafprocedure die in Italië tegen Amanda Knox werd...
lees meer
Materiële vaststellingen in een PV met bijzondere bewijswaarde zijn niet helemaal onaantastbaar In een arrest van 6 oktober 2020 (P.20.0477.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie dat de rechter ook bij processen-verbaal met bijzondere bewijswaarde kan oordelen dat een bepaalde vermelding erin van de politie een verschrijving inhoudt. Een dergelijke materiële vergissing kan door de rechter verbeterd worden. lees meer Dataretentie: het hof van justitie waakt over onze privacy In nummer 41 van jaargang 80 van het tijdschrift Rechtskundig Weekblad verscheen een kanttekening van Joachim Meese over dataretentie door telecomoperatoren. Daarbij gaat het over het bewaren en opvragen van gegevens (‘metadata’) van telecommunicatie. Uit die gegevens kan heel wat informatie worden gehaald, zoals het tijdstip en de duur van telefoongesprekken, de bestemmeling ervan en zelfs het surfgedrag. lees meer Weigering om getuige à décharge te horen vereist concrete motivering Over de verplichting van de vonnisrechter om getuigen à charge te horen wanneer de beklaagde daarom verzoekt, is het standpunt van de rechtspraak ondertussen genoegzaam bekend. Gaat het echter om een vraag tot het horen van een getuige à décharge, dan is de toestand iets anders.

Een arrest van 26 februari 2019 van het Hof van Cassatie (P.18.1028.N) brengt daarover nu verheldering.
lees meer
Hoger beroep tegen schuldigverklaring en schadevergoeding vereist afzonderlijke grieven Alhoewel het grievenstelsel al van toepassing is sinds 1 maart 2016, worden er bij het aantekenen van hoger beroep nog steeds fouten begaan die grote gevolgen kunnen hebben. Een arrest van het Hof van Cassatie van 1 december 2020 heeft dit nog maar eens aangetoond. lees meer Adamčo t. Slowakije: onvolkomen rechterlijke controle op getuigenbewijs afkomstig van spijtoptant schendt recht op eerlijk proces Het arrest in de zaak Adamčo t. Slowakije (EHRM 12 november 2019) is interessant omdat het Hof zich daarin onder meer uitspreekt over de gevolgen van het gebruik van een belastende verklaring afgelegd door een getuige die hiervoor als medebeklaagde zelf voordelen heeft genoten bij zijn eigen vervolging. Of eenvoudiger uitgedrukt: een spijtoptant.

Bij onze bespreking van dit arrest komen wij tot het besluit dat Belgische zaken waarin verklaringen van getuigen worden gebruikt die hiervoor voordelen hebben bekomen buiten de Belgische algemene spijtoptantenregeling om, tot heel wat discussie aanleiding lijken te kunnen geven in de toekomst.
lees meer
{{title}} {{excerpt}} lees meer Duiding Strafrecht 2018 In de reeks Duiding is zopas de derde editie verschenen van het boek Duiding Strafrecht. Het boek biedt een volledige bespreking van alle artikelen uit het Strafwetboek en de belangrijkste bijzondere wetgeving.

De teksten zijn van de hand van een hele reeks eminente strafrechtspecialisten, zowel magistraten, academici als advocaten.

De hoofdredactie was opnieuw in handen van Martine De Busscher, Joachim Meese, Dirk Van Der Kelen en Johan Verbist.
lees meer
Strafrecht geannoteerd 2018 Editie 2018 van het alom bekende en gebruikte wetboek Strafrecht geannoteerd. Deze editie is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2018 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. lees meer Afkopen kan, maar vereist daadwerkelijke rechterlijke controle In aflevering 4 van jaargang 2016 van het tijdschrift Nullum Crimen verscheen een noot van Joachim Meese onder het arrest van 2 juni 2016 van het Grondwettelijk Hof (nr. 83/2016), waarin beslist werd dat de minnelijke schikking ongrondwettig is “in zoverre het het openbaar ministerie machtigt om via een minnelijke schikking in strafzaken een einde te maken aan de strafvordering nadat de strafvordering is ingesteld, zonder dat een daadwerkelijke rechterlijke controle bestaat”. lees meer Grievenstelsel strijdig met het recht op toegang tot de rechter in geval van nieuw element In een belangrijk arrest van 16 mei 2019 heeft het Grondwettelijk Hof gepreciseerd dat de appelrechter ambtshalve een middel van openbare orde moet kunnen opwerpen "met betrekking tot het gegeven dat de feiten geen misdrijf zijn wanneer dat een gevolg is van een nieuw element dat is opgedoken na de indiening van het verzoekschrift in hoger beroep en wanneer de schuldvraag in dat verzoekschrift of in het grievenformulier niet is beoogd".

De beslissing van het Grondwettelijk Hof is volstrekt begrijpelijk. Het zou vrij kafkaiaans zijn dat de appelrechter een beklaagde niet kan vrijspreken als het gegeven dat het vervolgde feit geen misdrijf uitmaakt, blijkt uit een element dat pas is opgedoken...
lees meer
Openbaar ministerie mag advies verlenen bij loutere afhandeling burgerlijke belangen In een arrest van 29 september 2020 heeft het Hof van Cassatie verduidelijkt dat het openbaar minsterie bij de afhandeling van de burgerlijke belangen aanwezig mag zijn ter terechtzitting en er zijn advies over de beoordeling van de burgerlijke vordering kenbaar mag maken. lees meer Wie zal dat betalen ...? De rechtsplegingsvergoeding ont(k)leed Dit boek biedt een volledig overzicht biedt van alle aspecten van de rechtsplegingsvergoeding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding in strafzaken. lees meer Duiding drugs - praktijkgids 2016 Het fenomeen drugs blijft vele vragen oproepen. De wetgeving is complex en het handhavingsbeleid van de overheid niet voor iedereen even duidelijk. De Praktijkgids Duiding Drugs 2016 is een volledig herziene en herwerkte versie van het boek “Drugwetgeving” uit 2012. Het resultaat is een zeer  compleet werk geworden, waarbij de lezer niet alleen een breed inzicht krijgt in de actuele Belgische drugwetgeving, maar ook in het meest recente beleid inzake de opsporing en vervolging van drugs. Aan het boek werd meegewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer Grondwettelijk Hof verfijnt strafrechtelijk gezag van gewijsde voor de burgerlijke rechter In een Valentijnsarrest van 14 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof verduidelijkt dat het strafrechtelijk gezag van gewijsde zich er niet tegen verzet dat een definitief veroordeelde beklaagde die vervolgens is opgeroepen voor de burgerlijke rechter, in dat burgerlijk proces meegeniet van het bewijs van zijn onschuld dat geleverd wordt door een andere partij die niet bij het strafproces was betrokken. lees meer Hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht In een arrest van 23 oktober 2018 heeft het Hof van Cassatie gezorgd voor meer duidelijkheid over de wijze waarop het openbaar ministerie bij het appelgerecht hoger beroep moet instellen. De eiser in cassatie, vertegenwoordigd en bijgestaan door ons kantoor, had aangevoerd dat het hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht onontvankelijk had moeten worden verklaard omdat de akte van betekening van het hoger beroep met daarin de opgave van de grieven niet binnen de beroepstermijn ter griffie was neergelegd. Het Hof van Cassatie volgde deze redenering en vernietigde de bestreden beslissing: wanneer het openbaar ministerie hoger beroep aantekent op de wijze bedoeld in art. 205 van het... lees meer Minnelijke schikking en vermoeden van onschuld In een arrest van 5 september 2019 deed het Hof van Justitie een interessante uitspraak over het vermoeden van onschuld. Met name werd beslist dat artikel 4, 1e lid van de richtlijn 2016/343 “zich niet ertegen verzet dat een schikking waarin de verdachte in ruil voor strafvermindering zijn schuld erkent, die door een nationale rechter moet worden goedgekeurd, uitdrukkelijk als mededaders van het betrokken strafbare feit niet alleen die verdachte vermeldt, maar ook andere verdachten die hun schuld niet hebben erkend en worden vervolgd in het kader van een afzonderlijke strafprocedure, op voorwaarde dat ten eerste die vermelding noodzakelijk is voor de kwalificatie van de juridische aansprakelijkheid van de persoon die deze... lees meer Rooman t. België: langdurige detentie zonder gepaste zorg bij gebrek aan Duitstalige zorgverleners schendt art. 3 en 5 EVRM In een arrest van 31 januari 2019 (Rooman t. België) heeft de Grote Kamer België veroordeeld wegens schending van artikel 3 EVRM (onmenselijke behandeling) en artikel 5 EVRM (onwettige vrijheidsberoving). lees meer Spreekrecht voor slachtoffers over straftoemeting? In een arrest van 10 september 2024 heeft het Hof van Cassatie gepreciseerd dat de rechter ter verantwoording voor de keuze en de maat van de uitgesproken straffen mede mag verwijzen naar de veronderstelde verwachtingen van slachtoffers en hun familie op het vlak van bestraffing. Dit arrest geeft aanleiding om even stil te staan bij de rol van het slachtoffer in het strafproces. lees meer De rechtsmiddelen verzet en hoger beroep: actualia In 2017 gaf Joachim Meese samen met prof. dr. Philip Traest een lezing over de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep in strafzaken ter gelegenheid van de XLIIste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva. Ondertussen is het verslagboek van deze prestigieuze cyclus verschenen bij uitgeverij Wolters Kluwer. Het is een bijzonder lijvig boek geworden met niet minder dan 16 interessante bijdragen over strafrechtelijke thema’s. In de tekst die Joachim Meese samen met zijn collega aan de Gentse universiteit Philip Traest heeft geschreven, worden de rechtsmiddelen verzet en hoger beroep aan een kritische analyse onderworpen. lees meer Getuigenverhoor van een undercoveragent: afwijzing vereist concrete motivering In een zaak waarin wij tussenkwamen voor de eiser in cassatie, besliste het Hof van Cassatie in een arrest van 23 januari 2024 dat het verzoek tot het horen van een undercoveragent als getuige ter terechtzitting, niet zomaar kan worden afgewezen. lees meer De duur van het strafproces Dit boek betreft het doctoraal proefschrift waarmee Joachim Meese in oktober 2005 promoveerde tot doctor in de Rechten aan de Universiteit Gent. Het omvat onder meer een zeer grondige bespreking van de verjaring van de strafvordering en de redelijke termijn in strafzaken en wordt algemeen beschouwd als een standaardwerk in de hedendaagse rechtsliteratuur. Het boek werd uitgegeven bij Larcier in februari 2006 en lag aan de wieg van een kentering in de Belgische rechtspraak inzake de overschrijding van de redelijke termijn tijdens het vooronderzoek. lees meer Hof van Cassatie stelt drie prejudiciële vragen over voorrecht van rechtsmacht In een zaak behandeld door ons kantoor heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 26 november 2019 (P.19.0811.N) drie prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof over het voorrecht van rechtsmacht. In de zaak die aanleiding gaf tot het arrest, was een medeverdachte rechtstreeks gedagvaard na een gerechtelijk onderzoek gevoerd door een raadsheer-onderzoeksrechter en nadat de strafvordering lastens de houder van het voorrecht van rechtsmacht was vervallen wegens het betalen van een minnelijke schikking. lees meer Verplichte herstelexamens na herhaald plegen van zware verkeersmisdrijven niet ongrondwettig In een arrest van 28 mei 2019 heeft het Grondwettelijk Hof gepreciseerd dat het verplicht opleggen van herstelexamens na herhaald plegen van zware verkeersmisdrijven, zonder dat daarbij sprake is van rechterlijke beoordelingsvrijheid, niet ongrondwettig is. lees meer Grondwettelijk Hof vernietigt de wet digitale recherche gedeeltelijk In een arrest van 6 december 2018 (nr. 174/2018) heeft het Grondwettelijk Hof de wet van 25 december 2016 "houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en elektronische en telecommunicaties en tot oprichting van een gegevensbank stemafdrukken" gedeeltelijk vernietigd. lees meer Cassatie stelt prejudiciële vraag over bestraffing onopzettelijke doding bij verkeersongeval In een arrest van 27 oktober 2020 heeft het Hof van Cassatie het verschil in bestraffing van onopzettelijke doding in verkeerscontext in vergelijking met andere vormen van onopzettelijke doding voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof. lees meer De zuivering der nietigheden: een joint dissenting opinion Naar aanleiding van het emeritaat van buitengewoon hoogleraar en barones Chris Van den Wyngaert, werd haar eind 2017 een liber amicorum overhandigd. Joachim Meese, die in 2010 in haar voetsporen trad als professor strafprocesrecht aan de Universiteit Antwerpen, schreef daarin een bijdrage met als titel “de zuivering der nietigheden: een joint dissenting opinion“. lees meer De burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter In het kader van een studienamiddag die de Universiteit Antwerpen heeft georganiseerd op 30 november 2017, schreef Joachim Meese een bijdrage over de burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter. Deze bijdrage is opgenomen in het verslagboek dat uitgegeven werd door Intersentia. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Herroeping probatie-uitstel mag anders geregeld zijn dan sanctionering bij niet-uitvoering autonome probatiestraf In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 12/2019) heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat art. 14, § 2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, het gelijkheidsbeginsel niet schendt.

De uitspraak kwam er op prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Cassatie. In die vraag werd het onderscheid aan de kaak gesteld tussen de regeling tot herroeping van probatie-uitstel enerzijds en de sanctionering bij niet-uitvoering van een autonome probatiestraf anderzijds.
lees meer
Uitlevering van EU-onderdanen na het arrest Denis Raugevicius Wat als een Unieburger verblijft in een ander EU-land dan het zijne en er een vraag tot uitlevering wordt gericht aan dat land? Rusland vraagt bv. de uitlevering aan België van een Nederlandse onderdaan die hier verblijft of permanent woont. Kan de uitlevering dan worden toegestaan, of moet het verbod van uitlevering van eigen onderdanen dan per analogie worden toegepast op de EU-onderdaan die gebruik maakt van zijn recht van vrij verkeer?

Over deze en andere vragen leest u meer in onze recente bijdrage naar aanleiding van het arrest Denis Raugevicius van het Hof van Justitie.
lees meer