getuigenverhoor
getuigenverhoor

Het getuigenverhoor à décharge na het arrest Murtazaliyeva

8 MAART 2019

Recent berichtten we nog over het arrest van 26 februari 2019 van het Hof van Cassatie waarin het Hof verduidelijkte met welke elementen de strafrechter rekening moet houden bij zijn beslissing om een getuige à décharge al dan niet te horen (lees hier dat bericht).

In deze bijdrage gaan we wat dieper in op de vraag hoe over diezelfde vraag werd geoordeeld door de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het recente arrest Murtazaliyeva (EHRM 18 december 2018, Murtazaliyeva t. Rusland).

De feiten

Murtazaliyeva is een Russische vrouw die in Rusland veroordeeld werd wegens deelname aan een terroristische organisatie. Na haar arrestatie werd zij gefouilleerd door de politie en werden in de aanwezigheid van twee getuigen (B. en K.) twee pakjes in beslag genomen bestaande uit een ongekende stof gewikkeld in aluminiumfolie. Uit latere expertise bleek het om een explosief materiaal te gaan.

Tijdens het proces verzocht de verdediging om B. en K. te horen als getuige, aangezien Murtazaliyeva de inbeslagname zelf niet betwistte, maar wel aanvoerde dat de politie de pakjes zelf in haar handtas had geplaatst alvorens haar te fouilleren. Dat verzoek werd echter geweigerd. Voor het EHRM werpt zij op dat door die weigering sprake is geweest van een schending van het recht op een eerlijk proces.

Algemene principes met betrekking tot het getuigenverhoor à décharge

De Grote Kamer vat eerst en vooral samen wat al eerder werd beslist over het getuigenverhoor à décharge (randnrs. 139-149). Daaruit blijkt dat het in beginsel aan de nationale rechter wordt overgelaten om te beslissen of het horen van een welbepaalde getuige noodzakelijk is. Een beklaagde die een getuige à décharge wenst te doen horen, zal daarom zijn verzoek moeten ondersteunen door aan te geven waarom dat belangrijk is voor de zaak en voor het achterhalen van de waarheid. Doet de beklaagde dat en weigert de strafrechter niettemin tot het getuigenverhoor over te gaan, dan moet worden nagegaan of daardoor het recht op een eerlijk proces is miskend (randnr. 141; het stellen van deze twee vragen wordt verder in het arrest omschreven als de ‘Perna-test’, onder verwijzing naar het arrest van 6 mei 2003 in de zaak Perna t. Italië).

Wat volgt in het arrest, is een overzicht van rechtspraak waarin in diverse zaken wel of niet werd beslist dat de weigering van de rechter het recht op een eerlijk proces heeft aangetast.

Een van de argumenten die daarbij een rol kan spelen, is bv. de vraag of de getuigenverklaring een impact zou kunnen gehad hebben op de beslissing. Wanneer een beklaagde bv. aanvoert dat zijn bekentenis werd afgedwongen en dat wenst aan te tonen aan de hand van het verhoor van een getuige, dan is dat verhoor niet noodzakelijk als vastgesteld wordt dat met die bekentenis toch geen rekening werd gehouden (randnr. 145).

Het tegenovergestelde geval leidt uiteraard tot een andere conclusie: als vastgesteld wordt dat het getuigenverhoor wel belangrijk zou kunnen geweest zijn voor de verdediging, dan moet de weigering om tot dat verhoor over te gaan, voldoende worden gemotiveerd (randnr. 146). Een gebrek aan motivering leidt echter niet automatisch tot een schending van het recht op een eerlijk proces (randnr. 148). Maar eenmaal de overheid heeft vastgesteld dat een getuige van belang is voor de waarheidsvinding, moeten wel de nodige maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat die getuige ook effectief aanwezig is op de terechtzitting (randnr. 147).

Verduidelijking van deze principes

De Grote Kamer verduidelijkt deze principes verder in het arrest en formuleert voor het eerst een drieledige test die het voortaan zal doorlopen telkens wanneer het geconfronteerd wordt met een beslissing van een nationale rechter waarbij een (volgens de interne wet toelaatbaar gedaan) verzoek om een getuige à décharge te horen, door de nationale rechter werd afgewezen.

De Grote Kamer formuleert voor het eerst een drieledige test die het voortaan zal doorlopen telkens wanneer het geconfronteerd wordt met een beslissing van een nationale rechter waarbij een (volgens de interne wet toelaatbaar gedaan) verzoek om een getuige à décharge te horen, door de nationale rechter werd afgewezen.

Met name bestaat de ‘Murtazaliyeva-test’ uit de volgende drie vragen (randnr. 158):

  1. of het verzoek tot getuigenverhoor voldoende werd gemotiveerd en of het gevraagde verhoor relevant zou geweest zijn voor de beoordeling van zaak,
  2. of de nationale rechter de relevantie van het gevraagde getuigenverhoor heeft beoordeeld en gegronde redenen heeft opgegeven voor de beslissing om de getuige niet te horen,
  3. of de beslissing van de nationale rechter om de getuige niet te horen, het recht op een eerlijk proces heeft aangetast.

Wat precies moet begrepen worden onder elk van die drie vragen, wordt door de Grote Kamer verder in het arrest toegelicht teneinde duiding te geven bij de beoordeling van toekomstige zaken (randnr. 159).

Eerste vraag: motivering en relevantie van het getuigenverhoor

Wat de eerste vraag betreft, stelt het Hof vast dat de pre- en post Perna rechtspraak nogal diverse invullingen met zich heeft gebracht van wat moet begrepen worden onder het ‘relevant’ zijn voor de beoordeling van de zaak. Soms werd bv. verwezen naar het achterhalen van de waarheid, soms naar een mogelijke beïnvloeding van het resultaat van het proces en soms naar een versterking van de positie van de verdediging. Het Hof vat samen dat het getuigenverhoor relevant moet zijn voor de beoordeling van de aanklacht en een invloed moet kunnen hebben op de uitkomst van het proces. Dat laatst moet echter breed worden ingevuld, want ook getuigenverhoren waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat ze de positie van de verdediging kunnen versterken, vallen hieronder (randnr. 160).

Of de verdediging op voldoende wijze de relevantie van het gevraagde getuigenverhoor heeft aangetoond, hangt sterk af van de gegevens van de zaak. Het Hof geeft namelijk aan dat soms zelfs een bijzonder karige motivering van de vraag tot getuigenverhoor kan volstaan, namelijk wanneer de relevantie ervan voor de hand liggend is (randnr. 161).

Tweede vraag: beoordeling door de nationale rechter en motivering van de beslissing

Aangaande de tweede vraag, wijst het Hof er vooreerst op dat artikel 6 EVRM niet vereist dat elke getuige die door de verdediging wordt aangebracht, moet worden verhoord ter terechtzitting. Wel moet de gelijkheid der wapens worden gerespecteerd opdat het proces eerlijk zou zijn. Belangrijk is dat de beslissing van de rechter om een getuigenverhoor te weigeren, afdoende wordt gemotiveerd. De vereisten die aan die motivering worden gesteld, hangen af van de argumenten die worden aangevoerd door de verdediging om de getuige te horen: hoe sterker die zijn, hoe beter de weigering uiteraard zal moeten worden gemotiveerd (randnr. 166).

Belangrijk is dat de beslissing van de rechter om een getuigenverhoor te weigeren, afdoende wordt gemotiveerd. De vereisten die aan die motivering worden gesteld, hangen af van de argumenten die worden aangevoerd door de verdediging om de getuige te horen: hoe sterker die zijn, hoe beter de weigering uiteraard zal moeten worden gemotiveerd.

Derde vraag: is het eerlijk karakter van het proces aangetast?

Met betrekking tot de derde vraag, preciseert het Hof dat een globale beoordeling van het recht op een eerlijk proces altijd vereist is (randnr. 167), wat ook de uitkomst is van de eerste twee vragen. Het is precies hierdoor, dat een al te rigide invulling wordt vermeden. Het Hof voegt er nog aan toe dat het antwoord op de eerste twee vragen weliswaar richtinggevend zal zijn voor de beoordeling van het eerlijk karakter van het proces, maar dat het toch niet kan worden uitgesloten dat in uitzonderlijke gevallen, omwille van overwegingen met betrekking tot de eerlijkheid van het proces, toch anders zal worden beslist dan het antwoord op de eerste twee vragen zou doen uitschijnen (randnr. 168).

Toepassing op de zaak

Zoals steeds, past het Hof de vooropgestelde principes vervolgens toe op de voorliggende zaak. Het Hof komt tot de conclusie dat er geen schending van artikel 6 EVRM kan worden vastgesteld, waarbij vooral de volgende argumenten van belang zijn geweest:

  1. Wat de eerste vraag betreft, stelt het Hof vast dat de verdediging heeft aangevoerd dat pakketjes met explosieven in de handtas van de verzoekster werden geplaatst alvorens B. en K. aanwezig waren. Er diende dus meer uitleg te volgen waarom het verhoor van die getuigen dan wel relevant was, maar die uitleg ontbrak in het overigens zeer summier gemotiveerde verzoek tot getuigenverhoor (randnr. 171).
  2. Op grond van het voorgaande werd de weigering om de getuigen B. en K. te horen, door het Russische Hooggerechtshof als voldoende gemotiveerd beschouwd. Het EHRM neemt daar vrede mee, temeer de verdediging vrij passief was tijdens het verhoor van de politieambtenaren die de verzoekster hadden gefouilleerd en dus niet bijzonder gedreven leek om in te gaan op de omstandigheden voorafgaand aan de fouillering (randnr. 174).
  3. Dat het proces eerlijk is verlopen, leidt het Hof verder ook af uit het feit dat de verzoekster bijgestaan werd door twee bekwame advocaten, dat zij alle nodige verweermiddelen kon laten gelden en dat de veroordeling gesteund was op heel wat belastende bewijselementen.

Kritische dissenting opinion

Het arrest wordt uitgeleid door een partly dissenting opinion van rechter Bošnjak en een – bijzonder kritische – dissenting opinion van rechter Pinto de Albuquerque. Volgens deze laatste moet het arrest alarmbellen doen rinkelen bij advocaten omdat de naar voren geschoven test inzake de eerlijkheid van het proces niets meer is dan een blanco-cheque voor de nationale rechter om te doen wat hij wil met artikel 6.3 EVRM. Zijn besluit is dan ook alarmerend: “The silent assault on the rights of the defence in criminal procedure has been incontrovertibly stepped up, to such an extent that one wonders where it will stop”.

Alarm bells should be ringing among lawyers as a result of this judgment. (…) The silent assault on the rights of the defence in criminal procedure has been incontrovertibly stepped up, to such an extent that one wonders where it will stop.
Rechter Pinto de Albuquerque

Een uitgebreide analyse van de bezwaren van rechter Pinto de Albuquerque zou ons te ver leiden binnen het bestek van deze bijdrage. Maar het is wel een feit dat recente arresten van de Grote Kamer (waaronder zeker het arrest Ibrahim) het gevaar inhouden van een verwatering van het recht op een eerlijk proces door het vermijden van bright line rules en door het vooropstellen van een niet-limitatieve lijst van factoren om de eerlijkheid van het proces te bepalen. Het werken met dergelijke lijsten maakt het namelijk mogelijk voor een rechter om zich vooral te baseren op net die factoren die de beslissing dat het proces eerlijk is verlopen, kunnen schragen. De toepassing door de Belgische rechtspraak van de criteria ter beoordeling van de invloed van het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs op het eerlijk karakter van het proces, is daarvan een sprekend voorbeeld (de zogenaamde ‘antigoondoctrine’).

Het arrest van het Hof van Cassatie van 26 februari 2019

Zoals al vermeld in de aanhef van deze bijdrage, heeft ook het Hof van Cassatie zich recent uitgesproken over het vraagstuk van de getuigen à décharge. Het is niet duidelijk of het Hof zich daarbij heeft gebaseerd op het arrest Murtazaliyeva. In elk geval wordt de Murtazaliyeva-test in het arrest niet expliciet overgenomen. Wel komt de derde deelvraag ervan aan bod, aangezien als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de rechter aan wie gevraagd wordt een getuige à décharge te horen, er bij zijn oordeel over moet waken dat het recht van de beklaagde op een eerlijk proces in zijn geheel beschouwd niet in het gedrang wordt gebracht.

Verder wordt verduidelijkt dat de rechter zijn beslissing over deze vraag moet steunen op concrete omstandigheden die hij aanwijst, wat dan weer min of meer de tweede deelvraag van de Murtazaliyeva-test uitmaakt. Die concrete omstandigheden kunnen, aldus het Hof van Cassatie, onder meer betrekking hebben op “de feitelijke of juridische onmogelijkheid om de getuigen te horen, de relatie die de getuige had of heeft met de bij het strafproces betrokken partijen, de betrouwbaarheid van de door de getuige af te leggen verklaring rekening houdend met die relatie, zijn persoonlijkheid of het tijdsverloop sinds de feiten of het beschikbaar zijn van een geschreven verklaring van de persoon die de beklaagde als getuige wenst te horen, waarin die een eerdere verklaring herroept of nuanceert”.

Alhoewel er dus een zekere gelijkenis met de Murtazaliyeva-test kan worden vastgesteld, is de door het Hof van Cassatie vooropgestelde toets dus niet helemaal gelijklopend. Het mag dan ook worden verwacht dat de Murtazaliyeva-test zich in de toekomstige rechtspraak van het Hof van Cassatie iets nadrukkelijker zal laten gevoelen.

Wat met ander bewijs à décharge?

Bij wijze van afsluiter kan nog worden gewezen op een ander recent arrest van het EHRM (EHRM 7 maart 2019, Abdullayev t. Azerbeidzjan). In die zaak ging het om een parlementslid dat werd vervolgd voor een gevecht dat had plaatsgevonden in het parlement. De verdediging had de strafrechter verzocht een video-opname van de bewuste schermutseling te bekijken ter beoordeling van de zaak, wat echter werd geweigerd. Het EHRM preciseert dat de Murtazaliyeva-test ook kan worden toegepast op een dergelijk verzoek van de verdediging. In deze zaak werd wel een schending van het recht op een eerlijk proces aangenomen, aangezien de bewuste opname zeker van belang kon zijn geweest voor de beoordeling van de zaak.

Deel dit bericht

Verwante berichten

Ēcis t. Letland: ernstig ongelijke strafuitvoering mannen en vrouwen schendt de artikelen 14 en 8 EVRM In de zaak Ēcis t. Letland heeft het EHRM zich op 10 januari 2019 uitgesproken over de vraag of een verschillende behandeling van mannen en vrouwen bij de strafuitvoering al dan niet een schending oplevert van het EVRM.

De verzoeker zat in de gevangenis tussen 2002 en 2015. In 2008 verzocht hij om de begrafenis van zijn vader te kunnen bijwonen, maar dit werd geweigerd bij gebrek aan wettelijke grondslag. De verzoeker zat namelijk in een ‘maximum-security’ gevangenis en kwam daardoor naar Lets recht niet in aanmerking voor de gevraagde gunst. Naar aanleiding daarvan beklaagde hij zich erover dat andere wettelijke regelingen gelden bij de strafuitvoering van mannen dan het geval...
lees meer
Kamer van inbeschuldigingstelling dan toch bevoegd bij voorrecht van rechtsmacht Het Grondwettelijk Hof legt bij arrest van 28 februari 2019 een eerder arrest uit en beslist dat een gerechtelijk onderzoek gevoerd tegen lagere magistraten wel degelijk moet leiden tot een regeling der rechtspleging door de kamer van inbeschuldigingstelling. lees meer Interrogating young suspects (vol. I & vol. II) In 2015 werd een wetenschappelijk onderzoeksproject afgesloten met als titel Protecting young suspects in interrogations – a study on safeguards and best practice. Het onderzoek heeft betrekking op het verhoor van minderjarige verdachten en welke waarborgen er in dat verband bestaan in diverse landen, zowel in het recht als in de praktijk. Wat België betreft, werd aan het onderzoek deelgenomen door Joachim Meese voor de Universiteit Antwerpen. De studie verscheen ondertussen in boekvorm in twee delen. lees meer Verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling mag per fax worden ingediend In een arrest van 3 september 2019 (P.19.0911.N) heeft het Hof van Cassatie verduidelijkt dat een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling mag worden ingediend per fax. Weliswaar moet er zekerheid zijn dat het verzoek uitgaat van de verzoeker of zijn raadsman, maar die zekerheid vereist niet dat het verzoekschrift een originele handtekening bevat van de verzoeker of zijn raadsman. lees meer Hasan Köse t. Turkije: straf met uitstel wegens ernstig politiegeweld schendt art. 2 EVRM In een arrest van vandaag (Hasan Köse t. Turkije) heeft het EHRM zich nogmaals uitgesproken over de positieve verplichting die op de overheid rust om voorvallen van ernstig politiegeweld te onderzoeken en te bestraffen.

De verzoeker werd samen met zijn broer op weg naar het werk gestopt door de wegpolitie. Toen zij om identificatie vroegen van de twee politieagenten, raakten de gemoederen verhit en begonnen de politieagenten de broers te slaan en maakten zij gebruik van traangas. Ze toonden geen identificatie, wat de broers deed vrezen dat ze te maken hadden met dieven die zich hadden vermomd als politie. Een van de broers trachtte een knuppel uit zijn wagen te halen,...
lees meer
Wie zal dat betalen ...? De rechtsplegingsvergoeding ont(k)leed Dit boek biedt een volledig overzicht biedt van alle aspecten van de rechtsplegingsvergoeding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding in strafzaken. lees meer Uniform reglement verhoorbijstand Salduz gepubliceerd In het Staatsblad van vandaag is het "Uniform reglement verhoorbijstand Salduz in het kader van de permanentiedienst" van de Orde van Vlaamse Balies verschenen. In de toekomst zullen enkel advocaten die een bijzondere opleiding voor bijstand van verdachten tijdens het verhoor hebben gevolgd, nog ingeschreven kunnen worden op de permanentiedienst waarop een beroep wordt gedaan wanneer een advocaat wordt gezocht voor het verlenen van bijstand aan een gearresteerde verdachte. lees meer Hof van Cassatie bevestigt onmiddellijke werking soepelere procedurewet In een arrest van 5 februari 2019 (P.18.0793.N) heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat een soepelere procedurewet onmiddellijk van toepassing is op alle hangende zaken.

Op zich lijkt dat niet verrassend, ware het niet dat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 8 november 2018 (nr. 153/2018) nog aangaf dat de door de politiediensten en de vervolgende instanties na te leven regels betreffende de bewijsvoering van de schuld van een persoon, in beginsel niet in het nadeel van die persoon mogen worden gewijzigd met terugwerkende kracht (overweging B.24.4).
lees meer
Laattijdig geraadpleegde advocaat en uitstel: meestal nodig, maar niet altijd Als een advocaat pas kort voor een pleitzitting wordt geraadpleegd, lijkt het logisch dat om uitstel wordt gevraagd om de verdediging te kunnen voorbereiden. Toch moet daarmee worden opgelet, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 3 november 2020. Een beklaagde heeft namelijk geen absoluut recht op uitstel in een dergelijk geval, stelt het Hof. lees meer Een Europees onderzoeksbevel is geen Europees aanhoudingsbevel In een arrest van 8 december 2020 (C-584/19) besliste het Hof van Justitie dat een Europees onderzoeksbevel kan worden uitgevaardigd door een parketmagistraat die niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht. Anders dus dan wat werd aangenomen met betrekking tot het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel. lees meer Geen beperking voor opschorting en uitstel bij drugfeiten maar wel bij druggerelateerde feiten: niet ongrondwettig In een arrest van 6 december 2018 (nr. 176/2018) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de vraag of het feit dat de Probatiewet alleen de beklaagde die vervolgd wordt wegens een overtreding van de Drugswet toelaat het voordeel te genieten van opschorting en uitstel van de uitspraak, zelfs indien hij niet voldoet aan de bij de artikelen 3 en 8 van die wet gestelde voorwaarden met betrekking tot de vroegere veroordelingen, terwijl die gunst wordt geweigerd aan de beklaagde die andere misdrijven heeft gepleegd met het oog op zijn eigen drugsgebruik. lees meer Grievenformulier mag niet te soepel maar ook niet te streng beoordeeld worden In een arrest van 5 maart 2019 (P.18.1158.N) heeft het Hof van Cassatie zich nog maar eens uitgesproken over het grievenformulier in strafzaken.

Om na te gaan of de grieven voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd, moet de appelrechter rekening houden met de wijze waarop de appellant in het verzoekschrift of grievenformulier de grieven heeft vermeld. Het Hof van Cassatie verduidelijkt dat de rechter bij die beoordeling niet overdreven soepel mag zijn omdat anders de bedoeling van de wetgever om ondoordachte hogere beroepen te vermijden niet kan worden bereikt, maar dat hij evenmin overdreven formalistisch mag zijn omdat anders het door artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter dreigt in...
lees meer
Europees aanhoudingsbevel en detentie-omstandigheden In een  belangrijk arrest van 15 oktober 2019 (zaak C-128/18, Dumitru-Tudor Dorobantu), heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie zich uitgesproken over de vraag in welke mate bij de beslissing of de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel moet worden geweigerd, rekening moet worden gehouden met de detentie-omstandigheden in het land dat het Europees aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd. Ook de minimale ruimte waarover de gedetineerde in de cel moet kunnen beschikken, komt daarbij aan bod. lees meer Duiding Strafrecht 2018 In de reeks Duiding is zopas de derde editie verschenen van het boek Duiding Strafrecht. Het boek biedt een volledige bespreking van alle artikelen uit het Strafwetboek en de belangrijkste bijzondere wetgeving.

De teksten zijn van de hand van een hele reeks eminente strafrechtspecialisten, zowel magistraten, academici als advocaten.

De hoofdredactie was opnieuw in handen van Martine De Busscher, Joachim Meese, Dirk Van Der Kelen en Johan Verbist.
lees meer
Strafbaarheid van het zonder toestemming verspreiden van seksueel getint audio- of beeldmateriaal vereist geen herkenbaarheid van het slachtoffer voor derden Artikel 371/1, 1e lid, 2° van het Strafwetboek bestraft hij die de beeld- of geluidsopname van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten toont, toegankelijk maakt of verspreidt, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan. Die bepaling werd ingevoegd bij wet van 1 februari 2016 tot wijziging van diverse bepalingen wat de aanranding van de eerbaarheid en het voyeurisme betreft.

In een arrest van 29 oktober 2019 (P.19.0800.N) verduidelijkt het Hof van Cassatie dat voor de strafbaarheid van het tonen of verspreiden van dergelijke beelden niet vereist is dat hij of zij die erop voorkomt, herkenbaar is voor derden.
lees meer
Stafrecht geannoteerd 2023-2024 Deze nieuwe editie van de wetboeken strafrecht van Die Keure is bijgewerkt tot en met 15 september 2023 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. Aan het wetboek werd gewerkt door heel wat auteurs, waaronder ook Joachim Meese. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer Deadline pilootarrest internering is verstreken Vandaag is het exact twee jaar geleden dat het pilootarrest W.D. tegen België van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) definitief is geworden. In dat arrest werd ons land veroordeeld voor de wijze waarop geïnterneerden worden behandeld in de Belgische gevangenissen. Er werd een termijn van twee jaar voorzien om orde op zaken te stellen en die termijn is nu dus voorbij.

Wij maken van de gelegenheid gebruik om de inhoud van het arrest W.D. nog even in herinnering te brengen, maar ook om stil te staan bij de figuur van het pilootarrest. En uiteraard kijken we ook even naar de huidige stand van zaken en het standpunt van het...
lees meer
Retroactieve verlenging van verjaringstermijn is ongrondwettig In een arrest van 4 april 2019 bevestigt het Grondwettelijk Hof een principe dat evident lijkt maar in 2018 toch door de wetgever werd miskend: een verlenging van de verjaring van de strafvordering kan niet van toepassing worden verklaard op een datum die aan de publicatie van de wet in het Staatsblad voorafgaat.

Concreet gaat het hier om de wet van 6 maart 2018 tot verbetering van de verkeersveiligheid, die onder meer de verjaringstermijn voor de meeste verkeersdelicten heeft verlengd tot twee jaar.

Opgemerkt kan worden dat diezelfde wet ook nog andere bepalingen bevat die met miskenning van het legaliteitsbeginsel retroactief van toepassing werden verklaard ...

lees meer
Veroordeling tot betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen schendt de Grondwet niet In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 16/2019) heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de veroordeling tot de betaling van de tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen die kan worden uitgesproken in douanestrafzaken.

Krachtens artikel 221, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen(AWDA) dient de rechter die een in artikel 220 van de AWDA bedoeld douanemisdrijf bewezen acht, de betrokken goederen verbeurd te verklaren, waardoor de Belgische Staat van rechtswege eigenaar wordt van die goederen.

Teneinde de rechten van de Belgische Staat te vrijwaren, dient de rechter die de verbeurdverklaring uitspreekt, daaraan tevens, op vordering van de directeur der douane en accijnzen, een veroordeling te koppelen tot betaling...
lees meer
Dzivev e.a.: verplichting om btw-inbreuken doeltreffend te bestrijden verzet zich niet tegen uitsluiting onrechtmatig verkregen bewijs In de zaak Dzivev en andere (C-310/16) heeft het Hof van Justitie op 17 januari 2019 een interessant arrest uitgesproken over de uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs in fiscale strafzaken. In dit geval ging het om een onwettige beslissing tot telefoontap.

Het Hof stelt in essentie vast dat de lidstaten weliswaar moeten zorgen voor een daadwerkelijke bestrijding van inbreuken op de btw-wetgeving, maar dat dit niet verhindert dat onrechtmatig verkregen bewijs wordt uitgesloten, ook al is dat het enige bewijs op grond waarvan de verdachte kan worden veroordeeld.
lees meer
Venet t. België: laattijdige oproeping voor zitting Hof van Cassatie schendt art. 5.4 EVRM Bij arrest van 22 oktober 2019 (Venet t. België) werd ons land veroordeeld wegens een schending van artikel 5.4 EVRM.

In casu ging het om een inverdenkinggestelde die cassatieberoep had aangetekend tegen de handhaving van zijn aanhouding door de kamer van inbeschuldigingstelling, maar niet aanwezig kon zijn ter zitting van het Hof van Cassatie door de laattijdige ontvangst van de oproeping.
lees meer
{{title}} {{excerpt}} lees meer Actieve informatieplicht inzake terrorisme voor personeelsleden OCMW is ongrondwettig In een arrest van vandaag heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat de actieve informatieplicht inzake terrorisme, die in 2017 werd ingevoerd voor personeelsleden van (onder meer) een OCMW, strijdig is met het legaliteitsbeginsel. lees meer Hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht In een arrest van 23 oktober 2018 heeft het Hof van Cassatie gezorgd voor meer duidelijkheid over de wijze waarop het openbaar ministerie bij het appelgerecht hoger beroep moet instellen. De eiser in cassatie, vertegenwoordigd en bijgestaan door ons kantoor, had aangevoerd dat het hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht onontvankelijk had moeten worden verklaard omdat de akte van betekening van het hoger beroep met daarin de opgave van de grieven niet binnen de beroepstermijn ter griffie was neergelegd. Het Hof van Cassatie volgde deze redenering en vernietigde de bestreden beslissing: wanneer het openbaar ministerie hoger beroep aantekent op de wijze bedoeld in art. 205 van het... lees meer Grondwettelijk Hof stelt nieuwe schending Grondwet vast inzake voorrecht van rechtsmacht In een zaak behandeld door ons kantoor heeft het Grondwettelijk Hof bij arrest van 24 september 2020 (nr. 124/2020) nog maar eens een schending van de Grondwet vastgesteld met betrekking tot het voorrecht van rechtsmacht.

De uitspraak kwam er naar aanleiding van drie prejudiciële vragen gesteld door het Hof van Cassatie bij arrest van 26 november 2019.
lees meer
Beroepsverbod kan ook opgelegd worden aan een rechtspersoon Artikel 7bis Strafwetboek somt de straffen op die kunnen worden opgelegd aan een rechtspersoon.

Die opsomming is echter niet volledig, zo blijkt uit een arrest van het Hof van Cassatie van 30 april 2019 (P.18.1265.N). Ook straffen die in bijzondere strafwetgeving zijn opgenomen, kunnen op rechtspersonen toepasselijk zijn en een voorbeeld daarvan is het beroepsverbod dat op basis van de wet beroepsuitoefeningsverbod kan worden opgelegd.
lees meer
Strafrecht geannoteerd 2018 Editie 2018 van het alom bekende en gebruikte wetboek Strafrecht geannoteerd. Deze editie is bijgewerkt tot en met 1 oktober 2018 en bundelt zoals steeds het ‘Strafwetboek’, het ‘Wetboek van Strafvordering’ en een aantal relevante bijzondere wetten. lees meer Getuigenverhoor van een undercoveragent: afwijzing vereist concrete motivering In een zaak waarin wij tussenkwamen voor de eiser in cassatie, besliste het Hof van Cassatie in een arrest van 23 januari 2024 dat het verzoek tot het horen van een undercoveragent als getuige ter terechtzitting, niet zomaar kan worden afgewezen. lees meer Onrechtmatig verkregen bewijs in strafzaken lees meer Stirmanov t. Rusland: procureur die zich uitspreekt over schuld aan verjaarde feiten schendt het vermoeden van onschuld In een arrest van 29 januari 2019 (Stirmanov t. Rusland) heeft het EHRM Rusland veroordeeld wegens een miskenning van het vermoeden van onschuld. De aanleiding tot die veroordeling was een beslissing van een Russische procureur om geen onderzoek te openen wegens verjaring. In die beslissing werd namelijk duidelijk standpunt ingenomen over de schuld van de verdachte.
lees meer
Adamčo t. Slowakije: onvolkomen rechterlijke controle op getuigenbewijs afkomstig van spijtoptant schendt recht op eerlijk proces Het arrest in de zaak Adamčo t. Slowakije (EHRM 12 november 2019) is interessant omdat het Hof zich daarin onder meer uitspreekt over de gevolgen van het gebruik van een belastende verklaring afgelegd door een getuige die hiervoor als medebeklaagde zelf voordelen heeft genoten bij zijn eigen vervolging. Of eenvoudiger uitgedrukt: een spijtoptant.

Bij onze bespreking van dit arrest komen wij tot het besluit dat Belgische zaken waarin verklaringen van getuigen worden gebruikt die hiervoor voordelen hebben bekomen buiten de Belgische algemene spijtoptantenregeling om, tot heel wat discussie aanleiding lijken te kunnen geven in de toekomst.
lees meer
De zuivering der nietigheden: een joint dissenting opinion Naar aanleiding van het emeritaat van buitengewoon hoogleraar en barones Chris Van den Wyngaert, werd haar eind 2017 een liber amicorum overhandigd. Joachim Meese, die in 2010 in haar voetsporen trad als professor strafprocesrecht aan de Universiteit Antwerpen, schreef daarin een bijdrage met als titel “de zuivering der nietigheden: een joint dissenting opinion“. lees meer Grondwettelijk Hof vernietigt de wet digitale recherche gedeeltelijk In een arrest van 6 december 2018 (nr. 174/2018) heeft het Grondwettelijk Hof de wet van 25 december 2016 "houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en elektronische en telecommunicaties en tot oprichting van een gegevensbank stemafdrukken" gedeeltelijk vernietigd. lees meer Rooman t. België: langdurige detentie zonder gepaste zorg bij gebrek aan Duitstalige zorgverleners schendt art. 3 en 5 EVRM In een arrest van 31 januari 2019 (Rooman t. België) heeft de Grote Kamer België veroordeeld wegens schending van artikel 3 EVRM (onmenselijke behandeling) en artikel 5 EVRM (onwettige vrijheidsberoving). lees meer Schriftelijke vordering tot verbeurdverklaring is geen conclusie Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 29 januari 2019 verduidelijkt dat een schriftelijke vordering tot bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen buiten het toepassingsgebied valt van artikel 152 Wetboek van Strafvordering.

Een rechter kan een dergelijke vordering dus niet weren op grond van het feit dat deze werd neergelegd buiten de vooropgestelde conclusietermijnen (randnr. 5 van het arrest).
lees meer
De burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter In het kader van een studienamiddag die de Universiteit Antwerpen heeft georganiseerd op 30 november 2017, schreef Joachim Meese een bijdrage over de burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter. Deze bijdrage is opgenomen in het verslagboek dat uitgegeven werd door Intersentia. lees meer {{title}} {{excerpt}} lees meer De verjaring van de strafvordering uitgeklaard In dit boek wordt de complexe materie van de verjaring van de strafvordering op een duidelijke wijze in kaart gebracht. De verschillende facetten van de berekening van de verjaring worden besproken vanuit een ‘stappenplan’ om tot een correcte berekening te komen. De handige bijlagen bieden een schematisch overzicht van de essentiële elementen van die stappen, rekening houdend met de verschillende verjaringsregimes die van toepassing waren doorheen de tijd. Een onmisbaar werkinstrument dus voor advocaten, parketmagistraten en rechters. lees meer Justitie werkt voortaan samen met betrouwbare criminelen In aflevering 7 van het Rechtskundig Weekblad jaargang 82 verscheen een kritische kijk op twee wetten van 22 juli 2018 die op 7 augustus 2018 in het Staatsblad werden gepubliceerd. Sedert de inwerkingtreding van deze wetten op 17 augustus 2018 is het mogelijk om burgers te laten infiltreren in criminele organisaties (burgerinfiltratie) en om aan criminelen die een andere crimineel aan de galg te praten, toezeggingen te doen op vlak van straf voor de feiten die zij zelf hebben gepleegd (spijtoptanten, ook wel pentiti genoemd). lees meer Bij een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf mag maar moet geen rekening worden gehouden met veroordelingen in een ander Europees land Wanneer de rechter vaststelt dat er sprake is van een laattijdig vastgesteld voortgezet misdrijf, moet hij toepassing maken van de bestraffingsmildering voorzien in artikel 65, tweede lid van het Strafwetboek. Die regel is echter niet van toepassing wanneer de eerdere feiten bestraft werden in een andere lidstaat van de Europese Unie. In een arrest van 16 januari 2020 heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat die situatie niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, onder die interpretatie dat de rechter de veroordelingen in een andere lidstaat van de Europese Unie wel op een andere wijze in aanmerking kan nemen. lees meer Verzoekschrift voorlopige invrijheidstelling ingediend per fax na het sluiten der griffie is neergelegd op de volgende werkdag In een arrest van 29 november 2019 verduidelijkt het Hof van Cassatie dat wanneer een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling per fax is ingediend na het sluitingsuur van de griffie (16u), de termijn van vijf dagen om uitspraak te doen over dat verzoek pas begint te lopen op de dag waarop de ontvangst van de fax op de griffie wordt vastgesteld binnen de openingsuren van de griffie. lees meer Aangehoudene wiens overlevering n.a.v. een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgesteld, moet niet noodzakelijk gedetineerd blijven In een arrest van 28 mei 2019 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat artikel 20, §§ 2, 3 en 4, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel het gelijkheidsbeginsel schendt "in zoverre het aan de personen die krachtens een uitvoerbaar verklaard Europees aanhoudingsbevel in hechtenis worden gehouden en wier overlevering aan de uitvaardigende Staat wordt uitgesteld met toepassing van artikel 24 van de wet van 19 december 2003, opdat in België vervolging kan worden ingesteld wegens een ander feit dan dat waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, niet de mogelijkheid biedt om te verzoeken om hun voorwaardelijke invrijheidstelling of om hun invrijheidstelling tegen borgstelling, noch om... lees meer Verplichte herstelexamens na herhaald plegen van zware verkeersmisdrijven niet ongrondwettig In een arrest van 28 mei 2019 heeft het Grondwettelijk Hof gepreciseerd dat het verplicht opleggen van herstelexamens na herhaald plegen van zware verkeersmisdrijven, zonder dat daarbij sprake is van rechterlijke beoordelingsvrijheid, niet ongrondwettig is. lees meer Hoger beroep tegen schuldigverklaring en schadevergoeding vereist afzonderlijke grieven Alhoewel het grievenstelsel al van toepassing is sinds 1 maart 2016, worden er bij het aantekenen van hoger beroep nog steeds fouten begaan die grote gevolgen kunnen hebben. Een arrest van het Hof van Cassatie van 1 december 2020 heeft dit nog maar eens aangetoond. lees meer Het bewijs in strafzaken Dit verslagboek van de XLIste postuniversitaire cyclus Willy Delva besteedt aandacht aan procesefficiëntie in zijn verschillende aspecten en dit zowel in het civiele, penale als het publiek procesrecht. Het boek bevat onder meer een bijdrage van Joachim Meese over het bewijs in strafzaken. Daarin bespreekt hij de bewijslast en de bewijsmiddelen, het onrechtmatig verkregen bewijs, de bewijswaardering en de bewijsstandaard. Vooral aan het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs wordt veel aandacht besteed. lees meer Amanda Knox t. Italië: onvoldoende onderzoek naar mensonwaardige behandeling, gebrek aan bijstand en een te voortvarende tolk leiden tot oneerlijk proces Het verhaal van Amanda Knox is wellicht iedereen bekend. Deze Amerikaanse uitwisselingsstudente werd verdacht van de moord op Meredith Kercher in 2007 in Perugia (Italië) en zat hierdoor 4 jaar in de gevangenis in Italië. De zaak en het lange proces kregen heel wat media-aandacht. Na eerder te zijn veroordeeld, werd Amanda Knox uiteindelijk op 27 maart 2015 definitief vrijgesproken voor de moord bij arrest van het Italiaanse Hof van Cassatie. Op Netflix is intussen een documentaire te zien over de zaak.

Op 24 januari 2019 deed het EHRM uitspraak in de zaak Knox t. Italië. Dit arrest is een uitloper van de strafprocedure die in Italië tegen Amanda Knox werd...
lees meer
Herroeping probatie-uitstel mag anders geregeld zijn dan sanctionering bij niet-uitvoering autonome probatiestraf In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 12/2019) heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat art. 14, § 2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, het gelijkheidsbeginsel niet schendt.

De uitspraak kwam er op prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Cassatie. In die vraag werd het onderscheid aan de kaak gesteld tussen de regeling tot herroeping van probatie-uitstel enerzijds en de sanctionering bij niet-uitvoering van een autonome probatiestraf anderzijds.
lees meer
Toezeggingen aan criminelen in ruil voor verklaringen in België Op 22 en 23 november 2019 vindt te Brugge de jaarlijkse bijeenkomst van de Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland plaats. In de afdeling strafrecht van de vereniging zal het (zowel in België als in Nederland actuele) thema van de spijtoptant worden besproken.

Het preadvies aan Vlaamse kant werd geschreven door Joachim Meese en bevat onder meer een kritische analyse van de Belgische wettelijke regeling inzake spijtoptanten.
lees meer
Spreekrecht voor slachtoffers over straftoemeting? In een arrest van 10 september 2024 heeft het Hof van Cassatie gepreciseerd dat de rechter ter verantwoording voor de keuze en de maat van de uitgesproken straffen mede mag verwijzen naar de veronderstelde verwachtingen van slachtoffers en hun familie op het vlak van bestraffing. Dit arrest geeft aanleiding om even stil te staan bij de rol van het slachtoffer in het strafproces. lees meer