Afschaffing onmiddellijk cassatieberoep inzake uithandengeving is ongrondwettig
24 OKTOBER 2019
In een arrest van 24 oktober 2019 (nr. 161/2019) beslist het Grondwettelijk Hof dat het feit dat geen onmiddellijk cassatieberoep kan worden ingesteld tegen de beslissing tot uithandengeving, niet verenigbaar is met de Grondwet.
Een beslissing tot uithandengeving houdt in dat een minderjarige die 16 jaar of ouder is op het ogenblik van het plegen van het als misdrijf omschreven feit waarvan hij wordt verdacht, wordt doorverwezen naar de strafrechter. De minderjarige kan dan vervolgd en bestraft worden als een meerderjarige.
De mogelijkheid om tegen een dergelijke beslissing onmiddellijk cassatieberoep aan te tekenen, werd afgeschaft bij art. 20 van de wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie. Concreet betekent dit dat de beslissing tot uithandengeving wel nog vatbaar is voor cassatieberoep, maar dat dit cassatieberoep pas nuttig kan worden aangewend samen met het cassatieberoep tegen de eindbeslissing genomen door de strafrechter. Terecht wijst het Grondwettelijk Hof er op dat zulks op onevenredige wijze de rechten van minderjarigen beknot, aangezien een beslissing tot uithandengeving tot gevolg heeft dat de bijzondere maatregelen waarin voor de minderjarigen is voorzien, niet langer van toepassing zijn en dat de betrokken minderjarige aan de gewone rechtsmacht wordt onderworpen (overweging B.9 van het arrest). Een later cassatieberoep heeft ook doorgaans geen zin meer, aangezien de betrokkene dan meestal al meerderjarig is.
Eerder werd ook al beslist dat de afschaffing van het onmiddellijk cassatieberoep inzake de voorlopige hechtenis, ongrondwettig is (zie GwH 21 december 2017, nr. 148.2017). Het arrest van 24 oktober 2019 ligt dus in dezelfde lijn, omdat het ook bij beslissingen tot uithandengeving zo is dat een uitgesteld cassatieberoep al te zeer leidt tot een onevenredige inperking van de rechten van de betrokkenen.
Het concreet gevolg van dit arrest is dat artikel 420 van het Wetboek van Strafvordering voortaan geen hinderpaal meer kan vormen voor het op ontvankelijke wijze instellen van een onmiddellijk cassatieberoep tegen beslissingen tot uithandengeving.